Corruptie belemmert rechtsgang strafhof
DEN HAAG. Koning Willem-Alexander heeft gisteren voor de VN de loftrompet gestoken over Den Haag, „waar vrede, recht en veiligheid worden bewaakt door tal van internationale organisaties, waaronder het Internationaal Strafhof.” Het bewaken van het recht wordt het strafhof intussen knap moeilijk gemaakt door corruptie, zoals blijkt uit een zaak die vandaag begon.
Voor het strafhof ging vanmorgen een spectaculaire corruptiezaak van start, waarbij mensen zijn betrokken uit Congo, Kameroen, Portugal, België en Zweden.
Hoofdverdachte is Jean-Pierre Bemba, een invloedrijke ondernemer, rebellenleider en politicus uit Congo. Zeven jaar geleden werd Bemba naar Den Haag gebracht omdat zijn troepen oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid zouden hebben gepleegd.
Nu is een tweede zaak tegen hem begonnen: vanuit zijn cel in Scheveningen zou hij een netwerk voor de beïnvloeding van getuigen hebben opgebouwd. Volgens de aanklagers gaf hij opdracht aan zijn advocaten om bewijsmateriaal te vervalsen en getuigen in zijn zaak te betalen. Zijn verdedigers Aimé Kilolo en Jean-Jacques Mangenda voerden de opdrachten uit.
In mei 2013 zou advocaat Kilolo bijvoorbeeld vier potentiële getuigen hebben ontmoet in Yaoundé, de hoofdstad van Kameroen. Daar besprak hij volgens de aanklagers met hen de getuigenissen: wat ze moesten zeggen als de rechters plunderingen ter sprake brengen. Of welke datum ze moesten noemen als de vraag naar Bemba’s inval in de Centraal-Afrikaanse Republiek zou worden gesteld.
Naast Bemba zijn ook zijn Kilolo en Mangenda aangeklaagd, de getuige Narcisse Arido en parlementslid Fidèle Babala uit Congo, een vertrouweling van Bemba.
Het proces tegen de Congolezen is de eerste corruptiezaak bij het strafhof. Corruptie tiert echter welig in bijna elk land waar het hof momenteel actief is. Hoofdaanklager Fatou Bensouda noemde de beïnvloeding van getuigen een van de grootste problemen op dit moment. „Het belemmert de processen en leidt tot een slechte reputatie van het hof”, zei ze onlangs tegenover diplomaten.
„Hoe groot het probleem daadwerkelijk is, valt moeilijk vast te stellen”, reageert Sergey Vasiliev, onderzoeker internationaal strafrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Van wat er tot nu toe bekend is, kan men echter concluderen dat het een grote uitdaging voor het strafhof is, zegt hij. „Hoe machtiger een verdachte is, hoe groter de mogelijkheden om processen te ondermijnen.”
De reden is dat getuigen een belangrijk deel van processen uitmaken en de aanklagers afhankelijk zijn van getuigen. „De zaken zijn bijna uitsluitend gebaseerd op menselijke getuigen”, zegt Thijs Bouwknegt van het NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Forensisch of ander bewijsmateriaal wordt door het strafhof nauwelijks gebruikt.
Bouwknegt zegt dat de enige remedie is dat de aanklagers in nieuwe zaken alternatief bewijs presenteren, om minder afhankelijk te zijn van getuigen.
Een zaak die ernstig door corruptie is geschaad, is het proces dat het hof aanspande tegen enkele hoofdrolspelers van het geweld rond de presidentsverkiezingen in Kenia van 2007. Het hof klaagde zes mensen aan, maar als gevolg van omkopingen en intimidaties wilden sommigen niet meer in Den Haag getuigen. De aanklagers moesten de vervolging van vier verdachten laten varen, onder wie de Keniaanse president Uhuru Kenyatta. Er zijn nu nog slechts twee verdachten over: vicepresident William Ruto en medeverdachte Joshua Arap Sang.
Ook de zaak van deze twee wordt echter door corruptie vertraagd. Zestien van de 42 getuigen trokken zich terug of logen omdat ze geïntimideerd werden of betaald.
Hoofdaanklager Bensouda heeft aangekondigd alles te willen doen om de beïnvloeding van getuigen te beëindigen. Het proces tegen Bemba en zijn vertrouwelingen is daarom mogelijk pas het begin.