Noorse landbouw tegen aansluiting bij EU
De georganiseerde Noorse landbouw is in opperste staat van paraatheid: er komt onvermijdelijk binnen afzienbare tijd weer een referendum over deelname aan de Europese Unie. Bijna tien jaar na het krappe ”nee” tegen de EU bij de volksstemming in november 1994, zijn de boeren nog altijd mordicus tegen de gemeenschappelijke markt.
Dat is geen wonder, want van de agrarische sector zou weinig heel blijven als de grenzen moeten worden geopend voor ongelimiteerde voedselimporten. Het kosten- en subsidieniveau ligt veel hoger dan in de rest van Europa, vooral door de kleinschaligheid van de bedrijven. Geografische omstandigheden spelen echter ook een rol: koud, bergachtig en relatief ver van grote bevolkingscentra als Londen, het Ruhrgebied en de Randstad.
De landbouwfederatie Norges Bondelag en nog twee andere brancheorganisaties zien de bui (lees: een nieuw EU-referendum) al hangen en hebben alle krachten gemobiliseerd om het Noorse electoraat op gepaste wijze duidelijk te maken dat het er verstandig aan doet om in het gegeven geval opnieuw ”nee” te stemmen.
Voor dat doel zijn honderd goed van de tongriem gesneden afgevaardigden uit de drie organisaties geselecteerd voor een speciale cursus, om bij discussies tot de tanden toe gewapend met argumenten en getraind in de omgang met de media aan het front te kunnen verschijnen. „Op deze manier ligt de derde zege binnen handbereik”, gelooft John Peter Løvstad van de kleinere boerenbond Norsk Bonde- og Småbrukerlag.
Dit betekent overigens niet dat de agrarische sector blind is voor noodzakelijke maatregelen om in een niet al te verre toekomst de concurrentie op de vrije markt het hoofd te kunnen bieden. Noorwegen maakt in principe al deel uit van de zogeheten Europese Economische Ruimte (de markten van de EU plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).
Dat de boeren zich kunnen verschuilen achter hoge importheffingen is pure uitzondering. Andere sectoren van het Noorse bedrijfsleven hebben die bescherming niet. De bedoeling bij het aangaan van de overeenkomst met de EU was dat ook de Noorse voedingsmarkt geleidelijk zou worden geopend.
Cynici menen dat het woord geleidelijk op zijn minst verdoezelend werkt, want erg veel is er sinds 1994 niet veranderd. Op gezette tijden zit de Noorse landbouwminister niettemin in Brussel om te overleggen over de omvang van im- en exportquota voor de EU. Afgezien daarvan heeft Noorwegen uiteraard te maken met de onderhandelingen in WTO-verband. Aan de liberalisering van de wereldhandel kan het land zich evenmin onttrekken.
Ondanks het besef dat de concurrentiepositie zal moeten worden versterkt, lijken de organisaties zich echter vooral te concentreren op pogingen om de ontwikkelingen te vertragen. Beleidsmatige initiatieven komen primair van het landbouwministerie. Dit hamert onder meer op de noodzaak van verandering met het oog op het prijsniveau van voedingswaren in de detailhandel. Daarbij wordt het ministerie een stevig handje geholpen door de nationale mededingingsautoriteit, die ervoor moet waken dat er geen monopolies ontstaan.
Juist de voedingswarenproductie is echter een zaak van bijna alleen maar monopolies, en wel in de vorm van coöperatieve concerns, eigendom van de boeren en gebundeld in de organisatie Norsk Landbrukssamvirke. Landbouw, tuinbouw en verwerkende industrie vormen samen een economische factor van grote betekenis met ruim 75.000 arbeidsplaatsen, zo meldt Norsk Landbrukssamvirke zelfbewust.
De liberale landbouwminister Lars Sponheim weet dat natuurlijk. Hij is niet alleen bewindsman, maar zelf ook boer. Sponheim heeft net een nieuw, op het overleven van de sector gericht beleid gelanceerd met de titel ”Landbouw Plus”. De opzet is dat de bedrijfstak het economische draagvlak blijft onder het platteland, ondanks de zich verder globaliserende handel en de schaalvergroting als gevolg waarvan elk jaar duizenden bedrijven worden opgedoekt.
Innovatie speelt in ”Landbouw Plus” een grote rol. Jaarlijks stelt de rijksoverheid voor de ontwikkeling van innoverende activiteiten 4 miljard kroon (450 miljoen euro) beschikbaar.
Op voorhand is per 1 januari dit jaar de melkproductie al enigszins geliberaliseerd. Buiten het vaste quotum om mogen de boeren nu net zo veel melk produceren als ze willen, mits ze het zelf op het eigen bedrijf verwerken. Sponheim hoopt dat dit de melkveehouderij eveneens stimuleert tot innoverende initiatieven.
Hoe dan ook, het kompas staat op liberalisering in de Noorse agrarische wereld. Net als in de EU, waar de regeringen het vorig jaar juni eens werden over de roemruchte ontkoppeling van productie en subsidie met ingang van 2005. Ook hier lijkt de zaak simpeler dan die in werkelijkheid is.