Binnenland

Brandweer bespuit zichzelf

Brandweermannen lopen een verhoogd risico op kanker. Giftige rook en zwart roet doen dagelijks een aanslag op hun gezondheid. Maar er gloort hoop. Met eenvoudige maatregelen én een cultuuromslag is „negentig procent van alle ellende” te voorkomen. „Een echte brandweerman heeft een schoon pak en een schone helm.”

Evert van Dijkhuizen

22 September 2015 20:30Gewijzigd op 15 November 2020 21:59

Hij heeft de koffie voor zijn gast koud neergezet of het alarm gaat. „Een uitruk”, roept Stéphane Conings, beroepsbrandweerman in Amsterdam. Hij schiet zijn geel-rode pak aan. „Ben zo terug.” De deur van kazerne Dirk aan de Honthorststraat, een pand uit 1897, rolt open, het portier van de spuitwagen klapt dicht. Met gillende sirene mengt het logge voertuig zich in het drukke stadsverkeer. Na een halfuur, glimlachend: „Sorry, het werk gaat voor. ’t Was maar een rookmelder, niet veel bijzonders.”

Conings schuift aan tafel, samen met zijn collega Barry Douma. De mannen hebben het druk. Met hun werk –„in Amsterdam is altijd wat te beleven”– én met de media. Want ze hebben wat losgemaakt door de alarmbel te luiden over de gezondheid van brandweermannen. Die wordt dagelijks belaagd door vuile rook en giftige roetdeeltjes die tijdens het blussen van een brand vrijkomen. Een kind kan het begrijpen, maar er was nooit aandacht voor. „Ach, dat hoort toch bij het werk van de brandweer?” verwoorden Conings en Douma de laconieke opinie.

Zij dachten dat ook altijd, totdat ze vorig jaar op een internationale brandweerconferentie in Noorwegen waren. „Daar werd onomwonden gezegd dat brandweermannen meer risico lopen op kanker. Vooral op teelbalkanker; die kans is twee keer zo groot. In de Scandinavische landen, de VS, Canada en Australië is er onderzoek naar gedaan, met dit resultaat.”

Quick-wins

De brandweermannen, in dienst bij het korps Amsterdam-Amstelland (12 kazernes met 500 beroepsbrandweerlieden en 7 kazernes met 250 vrijwillige brandweerlieden) namen „deze niet zo leuke boodschap” mee naar huis en dropten die bij hun commandant. „Die reageerde gelukkig serieus en zei: Dan gaan we dat probleem aanpakken.” Conings en Douma hadden de oplossing ook bij zich. „Het gaat om betrekkelijk eenvoudige maatregelen die weinig geld hoeven te kosten. We noemen ze quick-wins.”

Het begint op de locatie van de brand, benadrukt het duo. „Tot voor kort stapten we na het blussen van de brand met onze vuile pakken en helmen gewoon in de auto, reden terug naar de kazerne en kleedden ons daar om. Met als gevolg dat we die vieze rook en zwarte roetdeeltjes ook meenamen. Je kon de brandlucht nog urenlang ruiken in de kazerne. En bij het douchen thuis stroomde het zwarte water van je lichaam af het putje in. Niet verwonderlijk. Uit onderzoek blijkt echter dat de huid kankerverwekkende stoffen bij verwarming veel makkelijker opneemt, met name in de hals en de liesstreek.”

De remedie is eenvoudig, stellen Conings en Douma. „Sinds we dit weten, spoelen we elkaar met de brandspuit op de locatie van de brand af. Daarmee is 90 procent van de zwarte troep verdwenen en stappen we met zo goed als schone pakken en helmen in de auto. Terug in de kazerne gaan we eerst douchen om de rest van het vuil te verwijderen. De pakken gaan direct de wasmachine in en de nekflap van de helm, een broeinest van viezigheid, wordt vervangen. De kazerne hebben we ingedeeld in een vuil, een grijs en een schoon gedeelte. Een speciale looproute zorgt ervoor dat iemand die schoon is, niet meer in het vuile deel komt.”

Masker

Moeiteloos sommen Conings en Douma nog meer tips op voor hun collega’s. „Houd je masker minstens drie minuten op zodra je weer in rookvrij gebied bent; als je op locatie bent, laat dan zo min mogelijk manschappen het vuile werk doen; spoel gereedschap zo veel mogelijk af voordat het teruggeplaatst wordt; houd gebruikte slangen buiten de manschappencabine en zorg dat de afzuiginstallatie in de kazerne op de uitlaat van de brandweerwagen zit.”

Maar met alleen preventieve maatregelen wordt het probleem niet opgelost, benadrukken de Amsterdamse brandweermannen. „We moeten ook een cultuurverandering in onze beroepsgroep proberen te bereiken. Zo van: een echte brandweerman heeft een schoon pak en een schone helm.”

Collega’s die niet mee willen met deze omslag worden aangepakt. Douma: „We rukken met zes man in een auto uit. Als er vijf zich na het blussen van de brand op locatie hebben afgespoeld en één weigert dat, dan zeggen we: Jij gaat lopen naar de kazerne, of wij. Maar je komt zo, met je vuile kleren, niet in de wagen.”

Tegen mensen die het allemaal maar overtrokken vinden, zeggen Conings en Douma: „Het gaat natuurlijk niet na één brand al direct fout. Het is een opeenstapeling van incidenten die jaren kan duren. Daarbij wordt het probleem versterkt door de rook die steeds smeriger wordt. Dat komt door de vele soorten plastic die we in onze huizen gebruiken en brandvertragende stoffen in bijvoorbeeld meubels en huishoudelijke apparatuur. Die blijken kankerverwekkend te zijn. Je krijgt daardoor als brandweerman een cocktail aan gif binnen.”

Het is voor het duo onbegrijpelijk dat dit allemaal jaren geaccepteerd is, maar ze hebben geen behoefte om schuldigen aan te wijzen. „Daar schieten we niets mee op. Het gaat ons om bewustwording van het probleem en het aanpakken ervan met preventieve maatregelen. Daarom hebben we de afgelopen tijd presentaties gegeven aan al onze collega’s bij de Amsterdamse brandweer, maar ook aan alle commandanten van de 25 veiligheidsregio’s in Nederland. Ze weten er nu allemaal van en kunnen morgen aan de slag met maatregelen. Alles is beter dan berusten in de bestaande situatie. Met een variatie op een bekende uitdrukking in onze beroepsgroep: Waar rook is, is kanker.”

Conings en Douma zijn blij dat het onderwerp „eindelijk” de aandacht krijgt die het verdient. „In navolging van onze commandant neemt nu ook onze burgemeester, Van der Laan, het voor ons op. Hij liet eerder deze week weten dat kanker erkend moet worden als beroepsziekte bij de brandweer.”

Grote mond

Ondanks de ernst van het onderwerp kunnen Conings en Douma niet nalaten te glimlachen. „De brandweer in Amsterdam is het oudste en grootste korps van Nederland. We hebben de naam dat we een grote mond hebben en overal wat van vinden. Dat zal waar zijn. Maar met dit onderwerp loopt ons korps voorop. Korpsen uit heel Nederland kijken naar Amsterdam. Dagelijks krijgen we mailtjes met verzoeken om informatie over onze aanpak. Daar zijn we trots op. Maar we hebben ook een duidelijke reden om ons in te zetten. Een van onze collega’s zat afgelopen jaar ziek thuis (zie kader, EvD). Hij had blaaskanker. Tragisch. Tegelijk moeten we nuchter blijven. Niet elke brandweerman krijgt kanker. Gelukkig niet.”


„Waarom wist ik er niet van?”

Stap voor stap probeert brandweerman Danny van Gelstwijk (46) zijn werk weer op te pakken. Afgelopen jaar zat hij thuis. Hij had kanker. Onderzoek wees uit dat de ziekte het gevolg was van zijn werk.

„Ik ben 25 jaar bij de brandweer. Twee jaar heb ik in Zoetermeer gewerkt, de rest van de tijd in Amsterdam. Vorig jaar september werd bij mij blaaskanker ontdekt. Ik ben geopereerd. M’n blaas is weggehaald en ik heb een nieuwe gekregen, gemaakt van een stuk darm.

Na deze ingreep kreeg ik complicaties: een bloeding en verklevingen. In maart dit jaar was een tweede operatie nodig. Ik had op dat moment een slecht vooruitzicht. Twee keer heb ik op het randje van de dood gelegen, maar ik ben er bovenop gekomen. Sinds kort werk ik weer, enkele uurtjes per dienst. In januari hoop ik volledig aan de slag te kunnen.

Uit onderzoek van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten is gebleken dat mijn ziekte het gevolg was van mijn werk. Mijn eerste reactie was: Ik moet proberen te overleven. Later dacht ik: Waarom wist ik niet eerder van déze risico’s van mijn vak?

Natuurlijk weet ik dat ik als brandweerman gevaren loop. Daar ben ik op getraind. Maar nu komt er een ander verhaal bij: de rook, de roet waar ik dagelijks mee te maken heb, kan kanker veroorzaken. Niet zozeer door inademen, maar door opname via de huid. In Noorwegen blijkt daar al dertien jaar het nodige over bekend te zijn, maar het is mij nooit verteld.”

Doorsijpelen

„De arboarts ging aanvankelijk niet op de relatie tussen mijn werk en de ziekte in. Op internet kwam ik rapporten tegen waarin dat verband wel werd gelegd. Ik heb deze aan de arboarts voorgelegd. Uiteindelijk heeft hij er melding van gemaakt. Gelukkig lijkt er nu meer aandacht voor het onderwerp te komen, mede dankzij het werk van mijn collega’s bij de brandweer in Amsterdam. Ik hoop dat het doorsijpelt in de rest van de brandweerwereld, zodat mensen alert worden.

Ik werd onlangs gebeld door een collega van een ander korps, die in 2008 kanker heeft gehad. Zijn arboarts ging ook niet op de relatie met het werk in. Omdat hij zelf niet doorpakte, zit die collega nog steeds met de vraag: Heb ik kanker gekregen door mijn werk?

De korpsleiding van de brandweer in Amsterdam heeft mij aangeboden om de kosten die ik als gevolg van mijn ziekte heb gemaakt –denk aan salarisderving en mantelzorg– in kaart te brengen. Het gesprek daarover loopt. Ik heb nooit overwogen om te stoppen als brandweerman. Het is prachtig werk. Ik wil niet anders.”


Beroepsziekten

De meest voorkomende beroepsziekten zijn slechthorendheid als gevolg van lawaai, overspannenheid, burn-out en aandoeningen aan schouder en bovenarm. Steeds meer bedrijfsartsen maken er melding van, omdat de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Inspectie voor de Gezondheidszorg erop aandringen. Dat meldde het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten eerder deze week in zijn rapportage over 2014.

Bedrijfsartsen van het Peilstation Intensief Melden, een selecte groep van 200 artsen, rapporteerden vorig jaar 242 nieuwe beroepsziekten per 100.000 werknemers. Als dit aantal wordt gerelateerd aan het totaalaantal werkenden in Nederland, zouden ruim 17.400 mensen een beroepsziekte hebben. Dit aantal is al jaren stabiel.

De vijf sectoren met de meeste beroepsziekten zijn de bouw, vervoer/opslag, financiën, onderwijs en openbaar bestuur/defensie. De meeste beroepsziekten komen voor bij mannen (59 procent) en bij werknemers van 45 jaar en ouder (62 procent).

Bij driekwart van de werknemers met een beroepsziekte is er sprake van tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Vier procent heeft te maken met blijvende, al dan niet gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Actuele discussies over beroepsziekten spelen zich af bij professionele schilders die geen verf meer mogen gebruiken op terpentinebasis, bij Defensie vanwege het gebruik van het schoonmaakmiddel PX-10 en verf met chroom-6 en bij de brandweer vanwege het blootstaan aan giftige rook en roet.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer