Heidenen aangenomen
Romeinen 11:25
„Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt bij uzelf), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden.”
De heidenen zijn „van nature buiten Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende en zonder God in de wereld” (Efeze 2:12). Daarom kunnen zij tot Gods volk niet behoren, of zij moeten uitgaan van het rijk der duisternis en ingaan in Gods heiligdom. Dit geschiedt door een oprechte belijdenis van de christelijke leer, door het geloof in de Messias en door een gehoorzame onderwerping aan Christus, die het Hoofd van de kerk is. De Heiland zegt: „Ik ben de deur; zo iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden” (Johannes 10). Hij heeft ook verklaard: „Zo iemand niet wedergeboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan” (Johannes 3).
Dit is trouwens altijd de weg geweest waarlangs allerlei soort van volken werden toegedaan tot de gemeente van het Nieuwe Testament. Zij werden niet alleen uitwendig bij de kerk gevoegd, maar ook inwendig door de Heere Zelf tot leden van Christus’ verborgen lichaam aangenomen. „Zij worden geleid met alle blijdschap en verheuging” (Psalm 45:16).
Petrus Curtenius, predikant te Amsterdam
(”De zwaarste plaatsen der brieven van Paulus”, 1766-1777)