Vier gevallen van late zwangerschapsafbreking in 2013 en 2014
DEN HAAG. In 2013 en 2014 zijn vier late abortussen gemeld. Een daarvan voldeed niet aan de zorgvuldigheidseisen. Er zijn geen gevallen bekend van levensbeëindiging bij pasgeborenen in genoemde periode.
Dat staat in het jaarverslag 2013-2014 van de Centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Minister Schippers (Volksgezondheid) heeft dat vrijdag naar de Kamer gestuurd.
Sinds de instelling van de commissie in 2007 zijn in totaal zeventien meldingen van late zwangerschapsafbreking gedaan en één melding van levensbeëindiging bij een pasgeborene.
Dat lage aantal wijt de commissie aan onduidelijkheid over de vraag of de abortus is toegestaan. Daar wordt wel aan gewerkt, ook door het ministerie van Volksgezondheid. Dat proces verloopt echter traag. Dat het allemaal zo lang duurt, is volgens de commissie „niet bevorderlijk voor de duidelijkheid die nodig is om de meldingsprocedure effectief te laten functioneren.”