Milieu in Afghanistan door oorlog geteisterd
Terwijl in het lange tijd door oorlog geteisterde Afghanistan het vredesproces langzaam op gang komt, maken westerse onderzoekers plannen om de oorlogsschade aan het uitgestrekte landschap in kaart te brengen.
De Verenigde Naties zullen voor het eerst in 25 jaar het Afghaanse milieu onderzoeken, een operatie die zo breed mogelijk wordt opgezet. Het onderzoek moet duidelijk maken hoe het gesteld is met de Afghaanse landbouw, de watervoorziening en met uitsterving bedreigde diersoorten.
Het in Genève gevestigde milieuprogramma van de VN (UNEP) is bezig zowel westerse als in ballingschap verblijven Afghaanse onderzoekers te werven voor het niet ongevaarlijke veldwerk dat voor de studie nodig is. Het wordt het eerste omvattende onderzoek door westerse wetenschappers in Afghanistan sinds het einde van de jaren ’70.
Het wordt tevens de tweede naoorlogse inspanning van deze aard onder leiding van de VN. De eerste was het milieuonderzoek van 1999 op de Balkan, dat met name was gericht op de schade die was berokkend door de NAVO-bombardementen.
De VN onderhandelen met lokale krijgsheren en de interim-regering om vrijgeleide te verkrijgen voor de onderzoekers. Na een generatie van anarchie en vijf jaren met weinig regenval zijn er bijna geen gegevens over de milieuomstandigheden voorhanden, maar volgens deskundigen kan uit informatie van vluchtelingen en beelden van nieuwsmedia worden opgemaakt dat er sprake is van een ramp in wording.
UNEP-medewerker Henrik Slotte zegt dat met het onderzoek wordt begonnen zodra de toestemming loskomt. Hij verheelt niet dat de VN Afghanistan nog steeds beschouwen als „een zeer gevaarlijke en moeilijke plek om te werken.”
Het milieu van Afghanistan is even gecompliceerd en wild als de politieke situatie. In het westen valt er in de goudkleurige zandduinen nog geen 8 centimeter regen per jaar. De stad Herat kampt er ieder voorjaar 120 dagen achtereen met stormwinden.
In het noorden en het oosten reiken de met sneeuw bedekte toppen van de Hindu Kush en het Pamirgebergte tot een hoogte van 6300 meter. Ze voorzien in het voorjaar de centrale plateaus van water. De bergen zijn onderhevig aan aardbevingen en grondverschuivingen doordat ondergrondse continentale aardlagen in een eindeloze tektonische worsteling over elkaar schuiven.
De temperaturen variëren van 7 graden Celsius onder nul in de bergen tot 49 graden in de woestijnen. Recent zijn door de oorlogvoering en de droogte de omstandigheden zelfs voor Afghaanse begrippen bijna ondraaglijk geworden. Vluchtelingen maken gewag van rivieren die in zand zijn getransformeerd en van voormalige graanvelden en weiden die geheel zijn overwoekerd door doornstruiken. Het ruigbehaarde karakulschaap, dat wol leverde voor kleding en tapijten, is lang geleden geconsumeerd of van honger omgekomen.
In Kabul zijn belangrijke wetenschappelijke onderzoeksinstituten zoals genenbanken voor landbouwgewassen en zaden, collecties inheemse planten, de meeste inheemse diersoorten van de dierentuin, een centrum voor zuivelonderzoek en laboratoria en archieven van de universiteit slachtoffer geworden van de oorlogvoering.
Volgens de bioloog Peter Zahler van de universiteit van Massachusetts, een deskundige op het gebied van waterscheidingen en diersoorten in Centraal-Azië, is in Afghanistan „de basis voor een milieuramp gelegd.” „Je hebt een verschrikkelijk arm land en je richt er enorme schade aan, die langdurige gevolgen zal hebben”, aldus Zahler. „Misschien in enkele gevallen eeuwenlang.”
Het milieu is over de gehele wereld een van de verborgen slachtoffers van oorlogvoering. Zes decennia na de Tweede Wereldoorlog graven boeren en wegenbouwers in Europese landen nog altijd mijnen en niet-ontplofte bommen op. Koraalriffen in de Stille Oceaan zijn nog steeds niet hersteld van de landingen die er in de oorlog zijn uitgevoerd met amfibievoertuigen. In Vietnam sproeiden Amerikaanse vliegtuigen 20 miljoen liter ontbladeringsmiddelen om de communistische strijdkrachten de dekking van de jungle te ontzeggen. Ongeveer 1 miljoen Vietnamezen lijden aan kanker, kampen met geboortedefecten of krijgen miskramen waarvoor de Amerikanen met hun sproeivliegtuigen verantwoordelijk zijn.
Op de Balkan kreeg UNEP een voorproefje van wat er te wachten staat in Afghanistan. Slotte zegt dat de onderzoekers van tevoren wisten dat de milieuschade in een hooggeïndustrialiseerd land als Joegoslavië groot zou zijn. Hij wijst erop dat de NAVO zei dat de bombardementen doelgericht waren, terwijl de Joegoslavische autoriteiten zeiden dat de schade bijna landelijk was. „Wij constateerden dat de waarheid ergens in het midden lag.” Volgens Slotte zal het onderzoek in Afghanistan grootschaliger zijn dan in Joegoslavië.
Van de 26,8 miljoen Afghanen woont 80 procent in verspreid liggende dorpen met een voorzieningenniveau dat bijna middeleeuws van karakter is. Het is daarom van het grootste belang dat bij de besteding van de toegezegde hulpfondsen de aandacht uitgaat naar essentiële zaken als de bosbouw, de watervoorziening en het natuurbehoud.
De langzaam groeiende bossen maken slechts 3 procent uit van het landschap. Mogelijk is de helft inmiddels verdwenen. De ’houtmaffia’ heeft hout naar Pakistan gesmokkeld. Sinds 1979 zijn de bossen bestookt met granaten en bommen, zowel vanaf de grond als uit de lucht. Bovendien zijn de bossen sinds 1979 bijna voortdurend een toevluchtsoord geweest voor vluchtelingen. „Stel je voor: 20.000 mensen die rondlopen met niets te eten of te stoken”, aldus Zahler. „Hoe lang denk je dat een 400 jaar oud jeneverbesbosje overleeft?”
De watervoorziening is vanouds een groot probleem. Bij normale regenval kent het land iedere vijf jaar twee droge jaren. Sommige dorpen hebben in geen vijf jaar een behoorlijke regenbui gehad. Tarwe- en gerstvelden zijn totaal verdroogd. Het netwerk van irrigatiekanalen is grotendeels ingestort of opgeblazen. Het kan eeuwen duren voordat het grondwaterniveau is hersteld.
De illegale drugshandel van Afghanistan, die gebaseerd is op de papaverteelt, is de internationale gemeenschap een doorn in het oog. De papaver is echter droogtebestendig, terwijl voedselgewassen dat niet zijn. Zolang de irrigatiewerken niet zijn hersteld, hebben Afghaanse boeren dus weinig keuze.
Wat de fauna betreft bezat het door land omsloten Afghanistan een rijke schakering aan soorten, die elders voorkomen in woestijnen, de noordelijke gebieden en de tropen. Er is vermoedelijk weinig meer van over. In de jaren ’90 van de twintigste eeuw werd stevig gejaagd op de antilope en de gazelle van de woestijn Lashkar Gah. Van de met uitsterving bedreigde diersoorten valt vooral de sneeuwluipaard op: er zijn vermoedelijk nog zo’n honderd exemplaren in de bergen. Valken en andere wilde dieren vinden nog altijd hun weg naar rijke Arabieren en andere afnemers.
Volgens Slotte hoeven de VN-onderzoekers in Afghanistan niet te zoeken naar schade door uraniumhoudende munitie of industriële chemicaliën, zoals in Kosovo of in de gebieden waar de Golfoorlog woedde. Achtergelaten conventionele wapens en stortplaatsen voor brandstof zijn op zich echter al problematisch genoeg, om maar niet te spreken van de miljoenen achtergebleven landmijnen.
De rector van de universiteit van Kabul, Amir Hassanyar, wijst erop dat op de Afghaanse markten ooit „honderd soorten granaatappels, pistaches en fruit” te koop waren. Volgens hem zal het na 23 jaar oorlogvoering „tien tot vijftien jaar” duren voor herstel intreedt. „Maar misschien langer.”