Nieuwe godsdienstwet zet vrijheid kerken Rusland onder druk
De val van het communisme in de Sovjet-Unie betekende een ongekende vrijheid voor christenen om hun geloof te belijden. Sinds 1997 trekt de Russische overheid de touwtjes weer aan. Deze zomer werden er opnieuw beperkingen voor kerken ingevoerd.
Geen strobreed wordt ze in de weg gelegd, integendeel: de Russisch-Orthodoxe Kerk speelt een belangrijke rol in het nationalisme dat in Rusland onder president Poetin een nieuwe impuls kreeg. Het belangrijkste symbool is misschien wel de Christus de Verlosserkathedraal in Moskou. Het bedehuis werd door de communisten van de aardbodem gevaagd. Vijftien jaar geleden kwam de peperdure herbouw gereed.
De majestueuze kathedraal –de hoogste en grootste Russisch-orthodoxe kerk ter wereld– geeft een niet mis te verstane boodschap af: Religie mag weer. En wel de godsdienst van één bevoorrechte kerk: de Russisch-orthodoxe.
De keerzijde is dat kerken en religieuze groepen die niet in dat plaatje passen in Rusland risico’s lopen. Bewijs daarvan is de omstreden godsdienstwet uit 1997. Ondanks een andere wet, over gewetensvrijheid en religieuze vereniging, die ruimte biedt om zonder overheidstoestemming samenkomsten te beleggen, treedt de overheid op tegen vrije kerken.
In 2013 werd de godsdienstwet van 1997 voor het eerst aangescherpt. Nieuwe beperkingen zijn in aantocht nu het Russische parlement op 17 juli de godsdienstwet opnieuw aanpaste. Als de wet van kracht wordt, is er geen vrijheid van vereniging meer. Kerken zijn verplicht zich te registeren bij de overheid.
Officiële erkenning krijgen als kerk is niet eenvoudig. Kerken zijn verplicht om hun belijdenis, de religieuze gebruiken, alle activiteiten, de plaats van samenkomst, de naam van de voorganger en de namen van bezoekers door te geven. Daarnaast moeten ze een uitvoerig jaarverslag opstellen. Pas als een gemeente dit tien jaar doet, komt ze in aanmerking voor officiële registratie bij de overheid.
Een legale gemeente krijgt, na tien jaar in de wachtkamer gezeten te hebben, nog eens tien jaar te maken met regels die invloeden van buitenaf moeten beperken. Zo wordt het buitenlanders verboden om religieus onderwijs te geven. Kerken mogen geen buitenlandse religieuze vertegenwoordigers ontvangen of buitenlandse leraren en predikers uitnodigen. Daarnaast is het verboden om activiteiten te organiseren in ziekenhuizen, strafkampen en gevangenissen en in wees- of bejaardenhuizen.
Organisaties in Nederland en andere landen die contacten onderhouden met Russische christenen zijn bezorgd over de gevolgen van de wet. Weliswaar is er volgens een woordvoerder van een van deze organisaties geen sprake van regelrechte christenvervolging. Protestantse christenen in Rusland vrezen niettemin dat de regels de opmaat vormen naar een terugkeer van het restrictieve beleid, zoals tijdens het communisme. Of de contacten tussen Nederlandse en Russische christenen zullen lijden onder de nieuwe regels is op dit moment nog onzeker, aldus de woordvoerder.
Niet echt vrij
In Rusland is godsdienstvrijheid wettelijk geregeld in artikel 28 van de grondwet. In de praktijk krijgt de Russisch-Orthodoxe Kerk in het land een voorkeursbehandeling. Religieuze groeperingen die door de autoriteiten als bedreiging voor de veiligheid worden gezien, worden aangepakt. Een belangrijke rol daarin speelt de omstreden, in 1997 van kracht geworden Wet inzake religieuze organisaties. In de praktijk legt die de grondwettelijke godsdienstvrijheid aan banden. Slechts een beperkt aantal kerken wordt aangemerkt als traditioneel Russische vorm van geloven. Behalve de Russisch-Orthodoxe Kerk krijgen het jodendom, de islam en het boeddhisme dat kenmerk. Gevolg is dat groepen die niet onder die categorieën vallen, worden achtergesteld. Er zijn verschillende gevallen bekend van straatevangelisten uit Russische baptistengemeenten die vorig jaar bekeurd werden omdat ze een boekenkraampje hadden en op straat evangelisatiepamfletten uitdeelden.