Toelatingsexamen
De assimilatie van etnische minderheden blijkt niet zo’n vanzelfsprekend en automatisch proces te zijn als vroeger wel eens gedacht is. Dat zien we bij de Molukkers, waar we nu zo langzamerhand te maken krijgen met de vierde generatie. Hun onderlinge verbondenheid is groot en de afstand tot de Nederlanders wordt nog steeds als heel reëel ervaren.Zo verzetten Molukkers in Sittard zich tegen de toewijzing van een leegstaande woning in hun wijk aan een Nederlands gezin. ”De Molukse wijk is alleen voor Molukkers”, zo maakte men op een spandoek zijn mening kenbaar.
Bij de hier wonende Turken en Marokkanen doet zich het verschijnsel voor dat zij (vaak aangemoedigd door hun ouders) grote voorkeur hebben voor een huwelijkspartner uit het land van herkomst. En dat terwijl de Turkse en de Marokkaanse gemeenschappen in ons land toch groot zijn. Daar lopen heel wat huwelijkskandidaten rond.
Dat men daar niet de voorkeur aan geeft, komt soms omdat men vindt dat de hier wonende moslimjongeren te zeer verwesterd zijn. Maar het is vooral het grote aanbod van gegadigden uit het moederland, vaak familieleden, dat veel gewicht in de schaal legt.
Met liefde heeft dat allemaal niet zo veel te maken. Een huwelijk met een in Europa wonende landgenoot is dé manier om zich aan de armoede in eigen land te onttrekken en in het welvarende Westen onderdak te vinden.
Voor het integratieproces van de betreffende etnische minderheden betekent die huwelijksmigratie echter een extra handicap. Ook al is vader tweede generatie Marokkaan, moeder is opgegroeid in een heel andere cultuur dan de onze. De kans is groot dat Arabisch of Berbers voorlopig de gezinstaal wordt. Op die manier komen ieder jaar weer kinderen op school die nauwelijks een woord Nederlands spreken.
Vandaar dat reeds allerlei maatregelen bedacht zijn, tot dusver zonder veel resultaat, om die stroom huwelijksmigranten in te dammen. Thans staat de invoering van een soort toelatingsexamen ter discussie. De huwelijksmigrant zou blijk moeten geven van een basale kennis van de Nederlandse taal en samenleving, anders wordt er geen verblijfsvergunning verleend.
In de praktijk is dat allemaal niet zo makkelijk te regelen. Gedacht wordt aan een telefonisch af te leggen examen. Het is ook niet zo eenvoudig om in de binnenlanden van Turkije Nederlandse les te krijgen. Zeker niet als je zelf analfabeet bent. Maar we zitten ook niet te wachten op Marokkanen of Turken die niet kunnen lezen of schrijven, nooit verder geweest zijn dan hun eigen dorp en de dichtstbijzijnde provinciestad - en dan ineens terechtkomen in de volslagen andere wereld van Rotterdam-Zuid of het Utrechtse Kanaleneiland.
Deze week bracht de door minister Verdonk ingestelde commissie-Franssen een tamelijk kritisch rapport uit over deze plannen. Men achtte zo’n toelatingsexamen niet onrechtmatig en onredelijk, maar zag de praktische uitvoerbaarheid somber in.
Uiteraard is het altijd makkelijker om je huwelijkspartner uit de buurt te halen dan om die uit een ander werelddeel te laten overkomen. Het invoeren van een inburgeringstoets vooraf maakt die overkomst nog moeilijker, maar niet onmogelijk. Wie dat per se wil, moet er ook maar wat voor over hebben. In geld en inspanning. Aangenomen dat de hier wonende huwelijkspartner uitgebreide gesprekken voert met zijn of haar aanstaande, kan daarbij meteen ook de basis gelegd worden voor een minimale beheersing van de Nederlandse taal.
De vrije keuze van de huwelijkspartner staat bij al deze overheidsmaatregelen niet ter discussie. Maar wie zich na de huwelijkssluiting hier vestigen wil, moet aan bepaalde eisen voldoen. We dat niet wil of kan en toch wil trouwen, is uiteraard vrij zich in Turkije of Marokko te vestigen.