Grote behoefte aan opvoedingssteun in CGK
KAMPEN. Veel ouders in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) vinden het moeilijk om met hun kinderen te praten over het geloof. Ze hebben veel behoefte aan steun vanuit de kerk.
Dat blijkt uit de gisteren gepubliceerde resultaten van een enquête van Geloof in het gezin, een projectgroep voor opvoedingsondersteuning in de CGK. Van de 500 ondervraagde ouders geeft driekwart aan vanuit de kerk graag toerusting te krijgen hoe ze met hun kinderen over het geloof kunnen praten.
De ouders noemen de preek het vaakst (90 procent) als middel voor opvoedingsondersteuning, meer dan thema-avonden (83 procent) of een opvoedingskring (71 procent). Driekwart van de ouders zegt al steun van de kerk te ervaren bij de opvoeding.
Het zijn vooral betrokken gemeenteleden die gereageerd hebben. De cijfers geven dus geen totaalbeeld van de mening van alle ouders in de CGK, tekent de projectgroep aan.
Naast ouders zijn ook kerkenraden ondervraagd. De helft van de 176 kerkenraden van de CGK heeft de enquête ingevuld. Driekwart van de kerkenraden zegt het huisbezoek al te gebruiken voor opvoedingsondersteuning. In 20 procent van de gemeenten blijkt een opvoedkring actief te zijn.
Ook voor kerkenraden is het gesprek over het geloof in het gezin het belangrijkste aandachtspunt. Andere onderwerpen die veel genoemd worden door zowel ouders als kerkenraden zijn: internet en sociale media, praten met pubers, seksualiteit, grenzen stellen en bidden met kinderen.
De projectgroep is opgezet in opdracht van de generale synode van de CGK in 2013. De noodzaak van opvoedingsondersteuning wordt in heel de breedte van de kerk gevoeld. In de projectgroep werken de beide jeugdbonden CGJO en LCJ, de christelijke gereformeerde mannen- en vrouwenbonden en het deputaatschap kerkjeugd en onderwijs samen.
„Vijfhonderd ouders die gereageerd hebben, dat is een aantal waarvan we droomden”, zegt Margreet van den Berg-van Brenk, projectleider van Geloof in het gezin. „Hier kunnen we wat mee.”
Welke uitkomst heeft u het meest verrast?
„Met je kinderen praten over het geloof springt eruit als hét onderwerp. Je merkt dat dit voor veel ouders een worsteling is. Ik wil het wel, maar hoe doe ik dat? Hoe kan ik een gesprek beginnen over de Heere God? Hier ligt een groot stuk verlegenheid en is een hoop te winnen, denk ik. Als ouders er onderling meer over praten, geeft dat ze al ideeën. Dat soort simpele dingen kunnen al helpen.”
Aan wat voor ideeën denkt u dan?
„Ik heb veel gehad aan ervaringen van andere ouders. Toch ervaar ik het ook nog elke dag als een worsteling. Hoe breng ik de boodschap van zonde en genade over op m’n kinderen? Bij ons is het samen Bijbellezen erg belangrijk hiervoor. Na het lezen doen we de Bijbel niet direct dicht, maar vragen we: Wat staat er nu precies en wat betekent dit voor onszelf? Zo ontstaat er soms vanzelf een gesprek.”
Opvallend is ook dat ouders en kerkenraden veel verwachten van de prediking.
„Dat is een punt dat ik verder moet onderzoeken. Moet er speciaal over opvoeding gepreekt worden? Of gaat het meer om uitstapjes in de preek? Er komt al zo veel op predikanten af. Dan heb je ook nog een groep ouders die om aandacht vraagt. Maar het gaat hier wel over de toekomst van de kerk.”
Zingen springt eruit als onderwerp waarvoor ouders géén toerusting vragen. Terwijl dat traditioneel een belangrijk onderdeel is van de huisgodsdienst.
„Dat viel mij ook op. Ik merk bij veel ouders een angst om hun stem op deze manier te gebruiken. Als je van jongs af aan niet begint, bijvoorbeeld met ”Ik ga slapen, ik ben moe”, wordt het op latere leeftijd steeds moeilijker. Muziek is een terrein waarop satan ook heel actief is, dat moeten we hem niet gunnen. Ook al vragen ouders er niet om, misschien moeten we ze juist op dit punt ook toerusten.”
Vooral betrokken ouders hebben op de enquête gereageerd. Kan de kerk de ‘zorgenouders’ wel bereiken?
„Dat is een punt waar we als projectgroep heel nadrukkelijk bij stilstaan. Er zijn gemeenten met een grote groep randkerkelijken. Ik denk dat het moment van de doop hier van groot belang is. Als je je kind aanmeldt, krijg je van de kerkenraad de vraag: Waarom laat je je kind dopen? Daar moet je dan wel over nadenken.
Mijn advies is om te proberen doopouders bij elkaar te houden als opvoedkring. Die ouders hebben kinderen in dezelfde leeftijd, dat is al een grote gemene deler. Je kunt dan een paar keer per jaar bij elkaar komen en praten over vragen als: Hoe leer ik mijn kind bidden? Wat is een goede kinderbijbel? Hoe ga jij met die kinderbijbel om?”
Wat gaat u doen met de resultaten?
„We zijn bezig met een uitgebreide website. Verder zijn we projectplannen aan het schrijven. Die zijn nog niet goedgekeurd, dus we kunnen nog niets naar buiten brengen. Dat wordt oktober.”
Ook andere kerken zijn bezig met opvoedingsondersteuning. Gaat iedereen voor zichzelf het wiel uitvinden?
„Wij zijn bij iedereen langsgeweest om te inventariseren wat er gebeurt. Er wordt overal hard gewerkt, maar iedereen heeft ook zijn eigen insteek. Het uitwisselen van elkaars materiaal zou ik zeker toejuichen. Plaatselijke gemeenten zijn overigens vrij om te samenwerken met wie ze willen. Ons materiaal is voor iedereen toegankelijk. We zijn niet alleen voor ons eigen clubje bezig, maar proberen het breder dienstbaar te laten zijn.”