Bevrijdingsbommen gaven golven vrij spel

Voor Walcheren voltrok zich de watersnoodramp niet in 1953, maar in 1944. ’Bevrijdingsbommen’ sloegen gaten in de dijken en gaven de zee op het eiland vrij spel. Zestig jaar later haalt een nieuwe dagtocht door het Normandië van Nederland oude littekens weer boven water. Een ooggetuige: „Anderhalf jaar lang stond alles blank. Van sommige woningen zijn de muren nog nat.”

Willem H. Smith
5 March 2004 18:19Gewijzigd op 14 November 2020 01:01

Zijn oren vertelden hem dat er bij Westkapelle iets niet pluis was. „We hoorden in het najaar van ’44 constant het sonore gebrom van vliegtuigen en het niet-aflatende gedreun van vallende bommen.” Frans Rothuizen woonde tijdens het bombardement op het kustdorp in Middelburg, de Zeeuwse hoofdstad die in 1940 al haar portie had gehad. „Op 15 mei capituleerde Nederland, met uitzondering van Zeeland. Twee dagen later vaagden Duitse bommen het historische centrum van Middelburg weg. Het stadhuis en 200 monumenten rond de Markt veranderden in rokende puinhopen. Met het oog op de verwoesting was het naar verhouding net zo’n grote ramp als het bombardement van Rotterdam.”

Vier jaar later, in oktober, kreeg Westkapelle het echter voor de kiezen, en dat om de waterweg naar Antwerpen veilig te stellen, vertelt Atty Bax. Als gids begeleidt ze de bustocht ”1944 - Walcheren onder water” en doet ze uit de doeken hoe het eiland „vóór ’t waeter” eruitzag. „Walcheren werd de Tuin van Zeeland genoemd. Het landschap was intiem en uitbundig begroeid. Zolang Duitse troepen het eiland bezet hielden, was de monding van de Schelde niet toegankelijk voor geallieerde schepen. Een landing op het eiland zou een te groot verlies van manschappen betekenen. Het ’t zwaarst verdedigde deel van de Atlantikwall telde wel 500 bunkers. Duits geschut maakte alle scheepvaart op de rivier onmogelijk. De enige mogelijkheid om het gebied te zuiveren was het onder water te zetten.”

Eigen schuilkelder

Generaal Eisenhower gaf op 1 oktober 1944 toestemming om door middel van bombardementen bressen in de zeedijken te slaan. Een dag later strooiden bommenwerpers pamfletten uit en Radio Oranje riep burgers eveneens dringend op het eiland zo snel mogelijk te verlaten. „Helaas bereikten de waarschuwingen niet iedereen. Er stond een aardig briesje en de meeste pamfletten waaiden van Westkapelle af”, herinnert Kristiaan Minderhoud zich. Hij slaagde erin een biljet te bemachtigen. Achter de vuurtoren diept de 83-jarige het uit z’n binnenzak.

Het gezin waar hij deel van uitmaakte besloot bij „het boeltje” te blijven. „Vader had een gemengd bedrijf met vijf koeien en wilde z’n vee niet in de steek laten. Het overgrote deel van de bevolking dacht er net zo over. Niemand hield er rekening mee dat de dijken zouden worden gebombardeerd. Bovendien, waar moest je naartoe?”

Op 3 oktober maakte een vliegtuig een lichtspoor. Kort daarna, om 12:54 uur („tijdens springvloed”), kwamen 243 Lancaster-bommenwerpers in golven aangevlogen. Tientallen Westkapellenaars vluchtten in paniek in de twee molens van het dorp, vertrouwend op de dikke muren, zware zolderbalken en grote kelder. De familie Minderhoud zat met angst en beven in een eigen schuilkelder van 2 bij 2 meter. „Op een gegeven moment zei niemand meer wat. Je was lamgeslagen.”

Na ruim twee uur was er 1270 ton bommen gevallen en stroomde het zeewater door de Westkapelse Zeedijk. „Het gat in de dijk was niet groot voor zo veel bommenwerpers. Dertig meter. Wel waren de huizen van de Zuidstraat bijna allemaal weg. Je keek zo tegen zee aan.”

Stille getuigen

Molen De Roos kreeg eveneens een voltreffer. „De mensen in de kelder waren ongedeerd, maar puin en de gevallen molenstenen versperden de uitgang.” Toen na een uur het vloedwater door het dijkgat gutste, voltrok zich daar een drama. Een baby kon nog via een raampje naar buiten geschoven worden. Twee volwassenen wisten zich eveneens uit hun benarde positie te redden. „De overige 44 mensen zaten als ratten in de val en verdronken jammerlijk”, vertelt Minderhoud. Zijn zuster, zwager en hun twee kinderen kwamen om. Hij wijst op het kerkhof naar hun graven. Ruim 150 grijze grafstenen vormen een halve cirkel rond een monument voor zestien vermisten. De tol die Westkapelle voor de bevrijding van Walcheren moest betalen, was hoog. De eenvoudige zerken zijn daar nog altijd de stille getuigen van.

Het derde bombardement op 29 oktober maakte het gat in de zeedijk zo groot dat bijna heel Walcheren blank kwam te staan. De Britten hadden de dijken links en rechts van Vlissingen en bij Veere al weggevaagd. De Duitsers gaven zich op 7 november over, zodat geallieerde tankers op 28 november konden afmeren in de haven van Antwerpen.

De aanblik van de ontredderde evacués uit Westkapelle maakte op W. J. Sanderse een diepe indruk. „Ik woonde als 12-jarig jochie in Serooskerke en zag ’s avonds die stoet te voet aankomen. Letterlijk op een slof en een schoen.” Mensen gingen bij elkaar inwonen en vingen met teilen, emmers en bakken regenwater op, zodat ze iets te drinken hadden. Gedurende de lange periode dat Walcheren onder water stond werd het dagelijks leven bepaald door het getij. Twee keer per dag kwam de vloed. Twee keer per dag was het eb. Sommige bakkers konden hun ovens alleen bij eb stoken. Wegen waren onbegaanbaar. Het vervoer had plaats via sloepen en platbodems. „Vanwege de ronddrijvende mijnen was dat niet zonder gevaar”, vertelt Sanderse. Hij weet nog hoe ook de natuur op het wassende water reageerde. „Er gebeurden van die onvoorspelbare dingen. Hazen renden bijvoorbeeld op je af.”

Vissen in de heg

Pas in 1946 werden de laatste gaten gedicht. Walcheren zou jaren nodig hebben om de verzilting van de bodem te boven te komen. Veteranen vreesden volgens Sanderse dat burgers het hun kwalijk zouden nemen dat ze hun zo veel schade hadden berokkend. „Ten onrechte. Voor de geallieerden werd het wel een ereschuld om het eiland weer droog te maken.”

Voor Ritthem, een van de meest geteisterde dorpen, zou dat pas eind maart 1946 het geval zijn. „Tijdens de hoge springvloed van 19 januari 1945 kwam het water tot in de preekstoel van de kerk”, vertelt Corry Arendse, die het tweede deel van het traject aan elkaar praat. Volgens haar vormden de achtergebleven dorpelingen een soort gezinsgemeenschap. „De melk werd verdeeld naar grootte van de gezinnen. Nu en dan werd er een koe geslacht en het vlees verdeeld. Bij afgaand water zaten er wel eens vissen vast in de heg en aten we dus vis.”

Toen het water weg was, lag Walcheren er onherbergzaam en desolaat bij. Koningin Wilhelmina bezocht in september 1946 het rampgebied. „Wat ziet het er hier verschrikkelijk uit!” riep ze uit bij de aanblik van de ravage in Ritthem. Beschadigde boerderijen werden gerepareerd met wrak- en sloophout. Her en der werden noodboerderijtjes gebouwd. „Het waren buitengewoon primitieve onderkomens waarvoor geen spijker te veel gebruikt was”, vertelt Frans Rothuizen. „Het voornaamste doel was de mensen zo snel mogelijk onderdak te bieden. De meeste woningen hadden een lessenaarsdak met asfaltpapier en een aanleunplee.” Walcheren telt nog ongeveer dertig van dergelijke „monumenten van bescheidenheid”, weet de vice-voorzitter van de Boerderijenstichting Zeeland. „Ze zijn nu vaak in gebruik als opslagruimte of kippenhok.”

Of als garage. Jan de Pagter -geboren in 1944- parkeert zijn auto namelijk in de voormalige woonkamer. De met klimop begroeide noodwoning in Ritthem ervoer hij nooit als te bekrompen. „Ik heb er heel prettig met mijn ouders gewoond. Toen we er introkken was alles nieuw. De meubeltjes, de gordijnen. Het was er ontzettend knus. Omdat ons gezinnetje slechts uit drie personen bestond, konden we een slaapkamer als spekkamer gebruiken. We waren de koning te rijk. Voor ons was het een paleisje.”

Boomplantdag

Dorpen en steden werden stukje bij beetje weer opgebouwd. Stichting Nieuw Walcheren organiseerde op 4 november 1948 een boomplantdag om van het eiland opnieuw de Tuin van Zeeland te maken. Dezelfde stichting wilde het publiek in 1953 ook tonen dat (en hoe) het eiland de klap van de inundatie te boven was gekomen. Honderden vrijwilligers maakten op schaal karakteristieke Walcherse gebouwen na. Vanwege de watersnoodramp van 1 februari werd het evenement echter een jaar uitgesteld. De expositie van tientallen modellen in Middelburg trok in de zomer van 1954 ruim 200.000 bezoekers. De organisatoren besloten er een permanente attractie van te maken; de geboorte van Miniatuur Walcheren was daarmee een feit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer