Engelen geoordeeld
Judas:14, 15a
„En van dezen heeft ook Henoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen.”
Wie zullen op die grote dag van het oordeel als aangeklaagden voor de rechterstoel van Jezus staan? Dat zijn engelen en mensen. De goede engelen zullen dan nogmaals een lofspraak horen over hun eerder standvastig uitgestane beproeving, en over hun diensten die ze God en Zijn heiligen bewezen hebben. Dat is een zaak die we verder laten liggen, aangezien de Heilige Schrift daarvan niets vermeldt.
Maar dat de kwade engelen dan als aangeklaagden voor Gods rechterstoel zullen staan, zegt Petrus (2 Petrus 2:4): „Want indien God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden.”
En Judas zegt (vers 6): „En de engelen die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder de duisternis bewaard.”
Belial met al zijn helse geesten zal daar moeten verschijnen, en rekenschap geven van al de verleidingen der mensen en vervolgingen van de vromen. Hij zal daarna het loon van zijn duivelse boosheid in een dubbele hellekwaal moeten ondervinden, volgens wat Christus daarvan zegt (Mattheüs 25:41): „Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.”
Koenraad Mel, predikant te Hersfeld
(”Bazuinen der eeuwigheid”, 1752)