Westen beoordeelt hervormingsgezind Rusland verkeerd
Waarom juichte het Westen Rusland toe toen het gebouw opgetrokken werd, maar is het niet tevreden met de structuur nu die voltooid is? vraagt Dmitri Furman zich af.
Het Westen laat steeds duidelijker zijn ongenoegen blijken over Rusland. Het betreft vooral zaken als de Doema-verkiezingen en de uitkomst daarvan, het ontbreken van echte rivalen bij de presidentsverkiezingen, de onderdrukking van oppositiegezinde oligarchen door de regering, enzovoorts. De algemene conclusie is dat Rusland een verkeerde richting gekozen heeft.
Zonder Jeltsin
Deze conclusie is zeer bedenkelijk. Rusland heeft niet de verkeerde richting gekozen. Het blijft doormarcheren, zonder Jeltsin, maar op de weg die in 1991 ingeslagen is. Het nadert het einde van de weg die leidt naar een hanteerbare democratie en de daarbij behorende presidentiële macht, een systeem dat kenmerkend is voor Rusland en andere landen. De opbouwperiode is bijna ten einde. Vladimir Poetin verwijdert de steigers en is druk bezig het interieur te decoreren. Bovendien protesteerde het Westen niet toen we de ene verdieping na de andere voltooiden.
De ongelijke toegang van partijen en presidentskandidaten tot de media is niets vergeleken met 1993, toen tanks op de parlementsgebouwen schoten om de afgevaardigden die zich verzetten tegen de coup die Boris Jeltsin georganiseerd had, uiteen te jagen. Het is niets vergeleken bij het referendum over de grondwet die aangenomen werd na de revolutie, waarvan de echte figuren altijd een mysterie van de Russische geschiedenis zullen blijven. Het is de belichaming van de democratie, vergeleken met de presidentsverkiezingen van 1996 en 2000, toen het Westen zijn sympathie met en steun voor Jeltsin betuigde. Privatisering of het toevoegen van gewone mensen aan de oligarchie bracht het Westen niet in beroering. Het is echter alleen maar logisch dat een aantal van die toegevoegde personen het veld moet ruimen.
Tsjetsjenië
De Tsjetsjeense oorlog is al tien jaar gaande en het plan-Maskhadov en soortgelijke voorstellen hadden in 1996 of zelfs 1999 besproken moeten worden, niet nu. Poetin heeft zichzelf nooit gepermitteerd te doen wat Jeltsin deed met Ruslands buren. Jeltsin gaf militaire steun aan separatistische revoluties in Georgië, hielp de wettige Georgische president af te zetten en de tegenstand van zijn medestanders te onderdrukken. Hij gaf ook hulp aan beide zijden van het Armeens-Azerbeidjaanse conflict en de gewapende revolutie in Azerbeidzjan.
Dus mag ik eens vragen: Waarom juichte het Westen Rusland toe toen het gebouw opgetrokken werd, maar is het niet tevreden met de structuur nu die voltooid is?
Westerse leiders betuigden hun instemming met iedere stap op de weg naar het „presidentschap zonder rivalen”, omdat ze bang waren dat de Russische democratie de communisten en nationalisten aan de macht zou brengen en antiwesters zou worden. Iedere keer dat het Westen moest kiezen tussen een hoofdzakelijk loyale presidentiële macht zonder een alternatief, en een democratie die de communisten aan de macht zou kunnen brengen, koos men voor het eerste.
Het Westen hoorde liever niet de tanks die op het parlementsgebouw schoten, bang als men was dat een parlementaire partij gedomineerd door communisten aan de macht zou komen. Het sloot de ogen voor het grove geweld dat toegestaan werd bij de presidentsverkiezingen van 1996, omdat het vreesde dat bij eerlijke verkiezingen de communistische leider Gennadi Zjoeganov wel eens president zou kunnen worden. Westerse leiders stonden de machtsoverdracht aan een gekozen opvolger toe. Want verkiezingen zouden wel eens gewonnen kunnen worden door Jevgeni Primakov, die zijn vliegtuig boven de Atlantische Oceaan rechtsomkeert liet maken.
Raad van Europa
Terwijl men Rusland bekritiseert vanwege de acties in Tsjetsjenië, liet het Westen het land toe tot de Raad van Europa, om Ruslands loyaliteit te behouden en zijn steun te verwerven in de strijd tegen het islamitisch extremisme.
Ik vraag me af of het Westen juist gehandeld heeft. (De communisten kwamen in Moldavië aan de macht, maar tot nu toe is daar niets ergs gebeurd.) Maar dit is normale politiek, waar de keuze van de minste van twee kwaden altijd intuïtief en regelmatig bedenkelijk is. Een minder kwaad kiezen, dat niettemin kwaad is, is psychologisch moeilijk. Het is veel makkelijker jezelf ervan te overtuigen dat het onder vuur nemen van het parlement de overwinning van de democratie inhoudt, dan hardop te zeggen dat Rusland niet klaar is voor een democratie, en geen democratie zou moeten hebben die antiwesterse krachten aan de macht kan brengen, maar een voorspelbaar en voornamelijk pro-westers, autoritair regime. Het is veel makkelijker Tsjetsjenië te vergeten dan hardop te zeggen dat de Tsjetsjeense pion geofferd moet worden om de zege te behalen over de grote stukken: Afghanistan en Irak.
Het gebouw van het moderne Russische systeem van presidentiële macht zonder een alternatief is opgetrokken met goedkeuring en zelfs actieve steun van het Westen. Jeltsin en Poetin begrepen in mindere of meerdere mate wat ze aan het bouwen waren, terwijl het Westen zichzelf wijsmaakte dat het hielp de Russische democratie vorm te geven. Dat is de reden waarom men zo verbaasd is over het aanzien van het gebouw, nu de steigers verwijderd zijn.
Weinig fouten
Maar het bouwproces is afgerond. In feite zijn er maar weinig fouten gemaakt, aangezien er slechts een heel kleine kans was om een andere structuur in Rusland te grondvesten op de puinhopen van de Sovjet-Unie, mede gezien de historische traditie en de cultuur. De structuur is helemaal geen westers democratisch gebouw; ze herinnert aan andere structuren, die ook te vinden zijn in vele oosterse landen. En… met een aantal daarvan onderhouden de westerse naties de beste contacten.
Zoals alle vergelijkbare structuren, werd ook dit systeem niet opgebouwd om te blijven bestaan. Er zal een tijd komen waarin het te beperkt zal zijn voor de groeiende Russische bevolking en het gemoderniseerd zal moeten worden. Maar die tijd is nog ver weg. Op het ogenblik begint de Russische gemeenschap zich thuis te voelen in het nieuwe gebouw. En het Westen moet zich niet van het uiterste van de illusie naar het uiterste van de teleurstelling haasten. Het moet juist objectief kijken naar wat gebouwd is, de onvermijdelijkheid van de modernisering (en de problemen die deze taak met zich mee zal brengen) accepteren en de onmogelijkheid om dit spoedig te doen.
Hoewel modernisering geen taak voor vandaag of morgen is, moeten we vast beginnen te denken aan manieren om die minder pijnlijk te maken.
De auteur is politicoloog en senior-onderzoeker aan het Institute of Europe (Russische Academie van Wetenschappen).