Commentaar: Terecht dat docenten invloed willen op invulling lesprogramma
Waarom gaan kinderen naar school? Om iets te leren. Wat? Kennis en vaardigheden. Hoe? Op de manier die het beste bij de gaven en talenten van het kind aansluit. Wie kan dat het best bepalen? Juist, de docent die elke dag met het kind omgaat.
Deze redenering klinkt wel heel simpel. Om de vragen te beantwoorden is dus geen adviesbureau, beleidsgroep of denktank nodig. Toch zijn de werkgroepen et cetera niet op één hand te tellen die nadenken en rapporten schrijven over de inhoud van het onderwijs. Terwijl de man of vrouw voor de klas niet of nauwelijks wordt gehoord.
Met het manifest ”In het curriculum toont zich de meester” hebben twintig docenten de alarmklok geluid. Onder hen zijn vier leraren die in de achterliggende tijd werden uitgeroepen tot ”docent van het jaar”. Hoewel zo’n lauwerkrans misschien niet alles zegt over hun kwaliteiten, is wel duidelijk dat deze mensen geen theoretici zijn. Ze hebben tenminste bewezen te kunnen lesgeven.
De opstellers van het manifest willen dat de leraren zelf meer invloed krijgen op het lesprogramma. Zij maken zich zorgen over het gebrek aan samenhang tussen de verschillende schoolvakken. Wanneer leerkrachten meepraten over de inhoud van het lesprogramma zou er belangrijke winst te behalen zijn.
Dat het lesprogramma zo versnipperd is, wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de veelheid aan kerndoelen die de overheid voor het onderwijs heeft gedefinieerd. Daardoor ontbreekt vaak de lijn in het totale lespakket.
Daarbij komt dat het onderwijs vaak gezien wordt als de sleutel tot de oplossing van allerlei maatschappelijke problemen en opvoedingsvragen. Scholen moeten aan tal van zaken (extra) aandacht geven. Denk aan: het aanleren van fatsoen, bestrijding van verslaving, racisme en integratie, aan emancipatie, aan milieubeheer.
Van docenten wordt verwacht dat ze leerlingen op een creatieve en doeltreffende manier op deze punten vormen. Dat moet gebeuren met handhaving van het reguliere lesprogramma. Waarbij ook nog eens geldt dat wanneer er zich morgen een nieuw maatschappelijk probleem aandient, de school er weer een volgend aandachtspunt bij kan krijgen.
Niemand moet er vreemd van opkijken dat docenten moe worden van al die regels van de overheid en van de adviezen van bureaus. Heel terecht dat leraren zelf willen meepraten over de invulling van het lesprogramma. Zij weten uit de dagelijkse praktijk het beste wat een kind kan en nodig heeft.
Natuurlijk is het goed dat de overheid algemene kwaliteitseisen stelt in de vorm van kerndoelen en exameneisen. Maar laat ze daarbij veel vaker de docenten betrekken. Zij hebben in het onderwijs een cruciale rol.
Van belang is vooral dat overheid en onderwijs goed in het oog houden waarvoor een school is bedoeld. Zoals gezegd: voor het overdragen van kennis en het aanleren van vaardigheden waar leerlingen hun hele leven nut van hebben. Dat is echt iets anders dan het volgen van de waan van de dag.