Ds. Hendrik Huslij Viervant (1754-1814): afgezet en toch weer op de kansel
Het is verrassend om te ontdekken dat sommige inmiddels vergeten dienstknechten van God in hun eigen tijd zeer geliefd waren. Dat geldt voor de achttiende-eeuwse predikant ds. Hendrik Huslij Viervant (1754-1814). Zijn stijl en denktrant nodigen ertoe uit om meer over hem te weten te komen.
Viervant stamt uit een vermaard architectengeslacht dat in Arnhem en omstreken gerenommeerde architecten had voortgebracht: oom Anthonij Viervant, neef Roelof Roelofs Viervant, broer Leendert Viervant (ontwerper van de ovale zaal in het Haarlemse Teylersmuseum) en vader Hendrik Viervant. Vader en opa Viervant waren ook stadstimmerman van Arnhem. Van moederskant komen bekende stukwerkers in de familie voor: Viervants oudooms Hans Jacob en Hendrik Huslij uit Doetinchem werken vanuit hun atelier in Amsterdam, waar ook oom Jacob Otten Huslij later gaat werken.
Te midden van al die bouwkunst groeit er een jongetje op met een geheel andere roeping. De jonge Viervant wordt al op zijn tiende aangemeld bij de Arnhemse Latijnsche School, doet op zijn vijftiende belijdenis in Arnhem en vertrekt enkele weken later naar Utrecht om er theologie te studeren. Tijdens zijn studententijd sluit hij vriendschap met de latere predikanten Cornelis Fortuyn en Rudolphus van der Poll.
Vlaardingen
Als jong predikant staat Viervant in Scherpenzeel (1775) en Haastrecht (1777). Daarna komt hij in 1780 in Vlaardingen terecht. Dit is de plaats waar God hem zijn eerste vrouw schenkt. Dietje Sappius, dochter van ds. Jacobus Sappius, is wees en woont op dat moment in Rotterdam. Haar broer, die de zaken van zijn overleden ouders runt, was neergestreken in Vlaardingen en zo ontmoetten Dietje en Hendrik elkaar. Tot die tijd deden twee van zijn zussen en een dienstbode uit Arnhem het huishouden.
Wanneer de Derde Engelse Oorlog uitbreekt, bevindt zich een grote haringvloot uit Vlaardingen op zee. Vanwege de honger waren de vissers, ondanks de oorlogsdreiging, toch naar zee gegaan. Als door een wonder keren bijna alle boten veilig terug. Het stadsbestuur van Vlaardingen schrijft een dankstond uit en kiest ds. Viervant –vanwege zijn redenaarstalent– uit om de preek te verzorgen. De leerrede over Psalm 124 wordt later in druk uitgeven en de opbrengst is voor de vissersweduwen.
Kinderpreken
Na Vlaardingen roept de Heere Viervant naar Haarlem, waar hij onder meer voorgaat in kinderdiensten in de Bakenesserkerk. Jaren later geeft hij vijf van deze kinderpreken uit in een bundel die is opgedragen aan zijn eigen kinderen.
Als Viervant vervolgens in Rotterdam staat, wordt hij al na twee jaar door Amsterdam beroepen, maar bedankt. Dit brengt in de gemeente zo’n enorme golf van vreugde teweeg dat de collecte die zondagavond het enorme van bijna 1200 gulden opbrengt.
Twee jaar later beroept de gemeente van Amsterdam hem opnieuw en Viervant moet gaan, niet wetend wat hem daar te wachten staat. Hij doet intrede met een stellige preek over de kern van de prediking: slechts het kruis van Christus moet centraal staan. Ook hier is hij geliefd bij het kerkvolk; al snel wordt er een portret van hem gemaakt dat ook in Rotterdam aftrek vindt.
Wegens toenemende oorlogsdreiging wordt er op 7 oktober 1794 een bidstond belegd in de Amsterdamse Oude Kerk, waarin ds. Viervant voorgaat. Hierbij is ook erfprins Willem Frederik (de latere koning Willem I) aanwezig.
Oranjehuis
Het uitroepen van de Bataafsche Republiek in 1795 vormt een grote bedreiging voor Viervant en zijn gezin. Blijkbaar beluisteren sommigen in zijn preken een toon van liefde tot het Oranjehuis en afkeer van de door revolutie gemanifesteerde regering der nieuwe Bataven. Het stadsbestuur roept hem op het matje, samen met zijn Engelse collega Thomas Peyrson. Na een forse reprimande belooft Viervant omzichtig zich getrouw te beperken tot de prediking van Gods Woord. Peyrson daarentegen is scherper van tong en laat zich ontvallen dat hij naast inwoner en predikant van Amsterdam nog steeds onderdaan van de koning van Engeland is. Dat levert hem enige dagen gevangenschap op en ten slotte verbanning uit Holland. Peyrson en zijn vrouw keren terug naar Engeland, waar hij uiteindelijk zijn bibliotheek moet verkopen om zijn schulden te kunnen betalen.
Een jaar later worden ambtelijke functionarissen (dus ook predikanten) gedwongen een eed van trouw af te leggen aan de nieuwe regering én onder ede beloven dat ze nooit meer zullen meewerken aan het herstel van het Oranjehuis. Een vijftiental predikanten, onder leiding van professor Jacob van Nuys Klinkenberg, geeft aan dat zij die eed niet kunnen afleggen. Ook Viervant maakt deel uit van deze groep. Uiteindelijk worden ze uit hun ambt gezet, en daarmee wordt het aantal predikanten van Amsterdam gehalveerd.
Vaderhart
In deze werkloze tijd maakt Viervant zich nuttig door vijftien preken uit te geven, waaronder twee over de engelen. Tot overmaat van ramp overlijdt zijn vrouw op 19 september 1797 in het kraambed van hun tiende kindje. In de aanloop naar nieuwjaarsdag 1798 komt er een plan in Viervants hart, gebaseerd op een belofte die hij zijn vrouw had gedaan: een aantal kinderpreken bundelen voor zijn kinderen en andere belangstellenden. Dit idee wordt concreet als hij zijn kinderen het eerste exemplaar van dit ”Nieuwjaarsgeschenk aan mijn kinderen” kan overhandigen. In een fors voorwoord kijken we Viervant in zijn vaderhart. We zien er verdriet over zijn vrouw, die reeds te midden van de zaligen voor Gods troon staat. Ook horen we er een warme vader in die zijn kinderen het besef van vergankelijkheid leert en hun voor de toekomst wijze lessen meegeeft. En hij vertelt ook over de troost van Gods nabijheid die hij mag ervaren.
De Heere geeft hem een jaar later een nieuwe vrouw: Anna Elisabeth de Haan. In 1803 wordt hij door de gemeente van Utrecht beroepen in de vacature van Jacobus Hinlopen.
Ziekte
In augustus 1803 besluit het stadsbestuur van Amsterdam alle afgezette predikanten te herstellen in hun ambt. Een van de vijftien afgezetten is professor in Leiden geworden en twee zijn er overleden, zodat Viervant ”een van de twaalven” is die gaandeweg dat jaar worden gerehabiliteerd. Er is niet voor alle twaalf een vacature, maar wanneer er zich een openstaande betrekking voordoet, worden zij als eersten herberoepen. Voor Viervant is dat op 22 april 1804. De gemeente van Utrecht vind het jammer dat ze deze geliefde predikant alweer zo snel te moet loslaten, maar is blij over de reden van dit vertrek.
In 1809 wordt Viervant benoemd in een commissie die zich in opdracht van Lodewijk Napoleon bezighoudt met de herstructurering van de kerkelijke genootschappen. Viervant vervult het scribaat van de hervormde commissie, die aanvankelijk onder leiding staat van minister van Eredienst Johan Hendrik Mollerus en later dat jaar mr. G. A. G. Ph. baron van der Capellen.
Op 14 november 1814 komt na een korte ziekte het einde. Zijn kinderen blijven niet ongetroost achter. Om met zijn eigen woorden te eindigen waarmee hij zijn kinderen in 1797 troostte: „Ach, dat jullie moeder en ik, bij de heerlijke verschijning van de grote God en Zaligmaker, jullie mogen vinden te midden van de heiligen, waarin Jezus verheerlijkt zal worden! Dat jullie ons dan tegemoet zullen komen met het gezang van de eeuwige verlossing! En dat jullie, kinderen, samen met ons zullen neerknielen voor de troon van het Lam. Om Hem te danken.”
Meer over ds. Viervant in de glossy ”Hendrik Huslij Viervant – Eén van twaalven”; 60 blz.; € 14,95, uitg. in eigen beheer; l.h.dekluijver@hetnet.nl