Japan zette aan eind oorlog bomballonnen tegen Amerika in
APELDOORN. Ongekend fel heeft Japan geprobeerd de capitulatie op 15 augustus te voorkomen. Bekend zijn de kamikazepiloten en soldaten die weigerden zich over te geven. Minder bekend zijn de vuurballonnen die Japan richting Amerika liet drijven. Met onder aan de ballon een bom.
Met het oplaten van meer dan 9000 ”vuurballonnen” –”fusen bakudan”– probeerde Japan eind 1944 alsnog Amerika op de knieën te krijgen. Niet de ballonnen zelf, maar wat ze vervoerden –een bom– moest dood en verderf op het Amerikaanse vasteland zaaien.
Tot april 1945 werden ze vanaf de Japanse kust losgelaten om op 10, 11 kilometer hoogte in oostelijke richting meegenomen te worden door de straalstroom. In drie dagen overbrugden ze een afstand van ruim 8000 kilometer en bereikten ze de westkust van de VS of Canada. De bedoeling was dat ze daar hun dodelijke lading –een bom van 15, 12 of 5 kilo– zouden loslaten boven stedelijk gebied.
De ballonnen (met een diameter van 10 meter) werden gevuld met waterstofgas en uitgerust met een ingenieus systeem dat ervoor zorgde dat de ballon op hoogte bleef. Kwam hij onder de 9 kilometer, dan zorgde een elektrisch aangedreven mechanisme dat zandzakjes als balast werden gelost.
Ging de ballon te hoog –boven de 11 kilometer– dan zorgde een hoogtemeter dat er gas uit een ventiel wegliep. Na drie dagen moest een ballon boven de VS of Canada zijn, en op dat tijdstip werd de bom losgelaten.
Een bedreiging zijn de ballonnen nooit geweest voor de Amerikanen, al waren die er wel bevreesd voor dat ze stilletjes ook biologische wapens –antrax, pest of de pokken– het land binnenbrachten.
Overigens hielden de Amerikanen strikt geheim als er weer eens een ballon was gevonden, zodat Japan er niet achter kwam wat het effect van hun ‘projectielen’ was. Toch ontdekten die uiteindelijk wel dat het succes nihil was en werd het project stopgezet, het is dan april 1945. Van de ruim 9300 ballonbommen die werden opgelaten, bereikte slechts zo’n 10 procent, ruim |900 ballonnen, de overkant van de oceaan.
Het bijzondere aan de enorme ballonnen was dat ze gemaakt werden van washi, een extreem sterke variant van rijstpapier. Washi is sterk en goed bestand tegen extreme temperatuurswisselingen.
De Japanse krant Asahi Shimbun interviewde deze week Kaihei Kasahara (91), die als fabrieksarbeider het ballonpapier moest maken. De regio Ogawa is al sinds de zeventiende eeuw beroemd om de productie van hoogwaardige washi, vandaar dat Ogawa in de oorlog de belangrijkste regio werd voor de productie van bomballonen. De helft van de ruim 500 papierfabrieken werd ingezet om het papier te maken. Twee arbeiders produceerden per dag zo’n 350 papierbladen. Vrouwen en kinderen werden massaal aan het werk gezet om uit pulp papier te maken, waarvan vervolgens door anderen bladen werden gemaakt. „Toen we aan het werk werden gezet”, herinnert Kasahara zich nog, „dachten dat we echt het beslissende wapen tegen de Amerikanen in handen te hebben.”
De papierbladen hadden een afmeting van 2 meter bij 67 centimeter, en daarvan moesten er zo’n 600 aan elkaar worden gelijmd om één enkele ballon te fabriceren.
In april 1945 ging de laatste ballon omhoog. De 91-jarige Kasahara kwam er pas lang na de oorlog achter wat de bomballonnen hadden uitgericht. Op 5 mei 1945, een maand nadat Japan was gestopt met de ballonnen, bleken een 26-jarige vrouw –ze was predikantsvrouw– en vijf kinderen (zondagsschoolleerlingen in de leeftijd van 11 tot 14 jaar) tijdens een picknick te zijn gestuit op iets wat explodeerde nog voordat ze beseften dat het een bom was.