„Ik vond mijn Japanse halfzus net op tijd”
SPIJKENISSE (ANP). Na ruim drie jaar kwam er op 15 augustus 1945 een einde aan de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. In die jaren waren kinderen geboren van Japanse vaders en Indische of Hollandse moeders. Na zeventig jaar zoeken zij nog steeds naar familie in Japan.
De op Java geboren 70-jarige Claudine Meijer uit Spijkenisse is één van hen. Na een zoektocht van veertig jaar werd zij in juli herenigd met haar familie in Japan. Dat gebeurde via de Stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost (SOO), die de Japans-Indische kinderen bijstaat in hun zoektocht.
„Ze waren verrast toen ze een brief van de bemiddelaars van de stichting ontvingen. Mijn Japanse halfzus wilde me graag ontmoeten. Ze was helaas ziek, dus er was haast bij”, vertelt Meijer. „We hebben elkaar eerst op Skype gesproken en het was of we elkaar veel langer kenden.”
In juli kwam het tot een ontmoeting in Tokio. „Helaas is mijn halfzus toch nog overleden. Ik ben heel blij dat ik haar nog heb kunnen ontmoeten.” Met haar neven en nichten heeft Meijer goed contact. „Ik ben ze vooral dankbaar voor de foto’s van mijn vader en alle verhalen over zijn leven.”
Haar Indische moeder ontmoette in 1942 als 17-jarig meisje de Japanse biologische vader van Meijer, Yasushi Koro. Dat was in Oost-Java waar haar moeder samen met andere meisjes moest ‘werken’ in een hotel in Bondowoso. „ Ze stond huilend te wachten bij het station om vervoerd te worden. Toen kwam mijn vader met zijn jeep voorbij.” Hij nam de jonge vrouw mee en verstopte haar voor de andere Japanners. Uiteindelijk bracht hij haar terug naar haar moeder. Koro, die als bestuurder zorgde voor voedsel voor de Japanse militairen, en de jonge vrouw kregen een relatie en daaruit kwam Claudine Meijer.
Toen zij nog geen jaar oud was capituleerde Japan en was de bezetting voorbij. „Mijn vader zei tegen mijn moeder dat ze hem moest vergeten en later met een andere man moest trouwen. Mijn moeder wist dat hij getrouwd was en twee kinderen had”, vertelt Meijer.
Meijer heeft zich nooit geschaamd voor haar afkomst. In Indonesië waar ze tot haar zeventiende naar school ging, was het absoluut geen schande. „Pas toen we in 1961 in Nederland aankwamen, mocht ik van mijn moeder niet meer over hem praten. Thuis spraken we er wel vrij over. Mijn ‘opvoedvader’, die krijgsgevangene aan de Birmaspoorlijn was geweest, koesterde ondanks zijn eigen traumatische ervaring geen haat.”
Meijer is secretaris bij stichting Sakura, die belangen behartigt en steun biedt aan lotgenoten. Naar de Indië-herdenking in Den Haag gaat ze zaterdag niet. „Daar ga ik pas naartoe wanneer de Japanners welkom zijn.”