Leerschool
Psalm 13:3
„Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn?”
Zodra we de vijand onderkennen, beginnen we ook terstond –door goddelijke genade verlicht– met een bewogen hart tot God de Heere over de vijand te klagen, om van Gods hulp verzekerd te worden. Onze Heere God laat toe dat de Zijnen aangevochten worden, zodat de gelovige christenen vaak kruis, angst, droefenis en vervolging moeten dragen.
Daarvoor heeft de Heere Zijn goede redenen. Hij doet het om ons van allerlei zondige wegen af te brengen en op de heilige weg te brengen. Hij doet het opdat Hij ons in de school van de Heilige Geest de ware kennis van God en Christus leren zou, en wij des te ernstiger leren bidden en op Hem alleen ons vertrouwen stellen: opdat ons geloof geoefend en kostelijk bevonden wordt. Opdat wij leren Zijn genade te gehoorzamen, de wereld te verachten en ons aan Gods wil te onderwerpen. Opdat wij, overtuigd van de ijdelheid van het zichtbare en van alle vlees, God alleen leren vrezen. Opdat wij geduld leren oefenen en in ootmoed Gods soevereiniteit aanbidden. Opdat wij, ter wille van Zijn genadige hulp ons in de nood bewezen, des te meer Zijn Naam alleen prijzen. Opdat wij daardoor verzekerd worden dat wij Gods kinderen zijn en dat God ons liefheeft (Hebr. 12:9-11). Opdat wij niet te zeer aan dit tijdelijk leven blijven hangen, maar de hoop op het eeuwige leven in ons toeneemt. Amen.
Dr. H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld (”Preken Psalm 13”, 1884)