Kerk & religie

Hoop tegen hoop

Psalm 13:2

Dr. H. F. Kohlbrugge
7 August 2015 08:13Gewijzigd op 15 November 2020 20:54

„Hoe lang, Heere, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen?”

David zegt hier dat God hem heeft vergeten. „Als U mij een tijdlang vergeten had en dan weer aan mij zou gedacht hebben, ach, Heere God, dat zou ik nog wel kunnen dragen; maar Gij vergeet mij steeds, altijd, voor eeuwig, zodat al mijn hoop verdwenen is. Ten laatste moet ik nog, omdat U mij steeds vergeet, met de andere zondaren en goddelozen sterven en vergaan.”

Ja, vergeten. David zegt: U laat niet alleen na mij te beproeven en te louteren, nee, U vergeet mij, zoals ik wel aan alle dingen bemerk, en U denkt er niet aan mij uit de verzoeking te redden. Aan Uw andere kinderen gedenkt U wel, maar mij vergeet U, als was ik reeds dood, verloren, verworpen en uit het boek des levens uitgedelgd.

Zover laat God de Zijnen dikwijls komen, opdat zij genoodzaakt worden ook tegen alle hoop, nochtans te hopen en in zo’n nood bij Hem hulp te zoeken, omdat toch naar alle berekening, naar al het zichtbare en naar onze bevinding elke hulp en redding verborgen en afgesneden is.

Dr. H. F. Kohlbrugge,

predikant te Elberfeld

(”Preken Psalm 13”, 1884)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer