Hoe lang?
Psalm 13:2
„Hoe lang, Heere, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen?”
Het is iets wonderlijks „Heere” te roepen en nochtans te smeken: „Zult Gij mij steeds vergeten?” Niemand toch kan zeggen Jezus de Heere te zijn dan door de Heilige Geest? Zo is dan volgens dit woord de Heilige Geest en daarom ook het geloof in het binnenste aanwezig, waar men „Heere” roept.
Er is ook een vertrouwen aanwezig: de Heere kan en zal uit zulke nood redden. Er is begeerte in het hart naar Goddelijke hulp en genade. Dat werkt de Heilige Geest, Die er naartoe drijft dat men „Heere” roept en in dit roepen belijdt dat de Heere machtig en geweldig is om te helpen, dat Hij ook helpen zal.
Evenwel is het zo’n mens toch ook weer bang en benauwd in de ziel vanwege zonde en nood, zodat het hem toeschijnt alsof de Heere vanwege zijn zonden bovenmate verbitterd en vertoornd is. Daar gevoelt een mens dan de toorn Gods in zijn nieren, zodat het daarbinnen heet: „U bent een te groot zondaar en te goddeloos, daarom wil de Heere van u niets meer weten.” Dan begint de hoop te verminderen en nochtans is er een worstelen met God tegen alle hoop: Hoe lang? Hier ziet men hoe het met een bedroefd en aangevochten hart gaat; steeds meent het dat de hulp en redding te lang zullen uitblijven.
Dr. H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Preken Psalm 13”, 1884)