Joden in Frankrijk: gaan of (toch) blijven?
Duizenden Joden verlaten Frankrijk. Maar veruit de meesten blijven.
Zomaar naar binnen lopen is er niet bij in het Museum voor de Kunst en Geschiedenis van het Jodendom in Parijs. De deur zit dicht en gaat pas open als de receptioniste op een knopje drukt. Daarna volgt een veiligheidscheck. Jassen en tassen gaan door de scan en bezoekers moeten door een detectiepoortje. De voorbode van dit alles stond al buiten: een zwaarbewapende agent die voor het gebouw in de smalle Rue du Temple had postgevat.
Het is het normale beeld geworden rond Joodse gebouwen in Frankrijk. Sinds de aanslagen in januari op het satirische tijdschrift Charlie Hebdo en een Joodse supermarkt in Parijs, is de bewaking sterk opgeschroefd en staan er in heel Frankrijk agenten en soldaten bij Joodse scholen, gemeenschapscentra en synagogen.
De aanslag van januari was de druppel die de emmer deed overlopen. Het aantal antisemitische incidenten in Frankrijk verdubbelde volgens cijfers van de Franse Joodse koepelorganisatie CRIF vorig jaar al van 423 in 2013 naar 851. Het gaat dan om scheldpartijen tegen Joden op straat, maar ook om bijvoorbeeld verwoestingen van Joodse graven.
De wrange werkelijkheid is dat de Joodse gemeenschap in Frankrijk –de grootste in Europa– hier al sinds mensenheugenis ervaring mee heeft. In het museum in Parijs hangt een oude verkiezingsposter waarmee kandidaat Adolphe Léon Willette zich in 1889 openlijk opwerpt als ”Antisemitische kandidaat”. „Het is geen kwestie van religie”, legt Willette zijn kiezers op de poster uit. „De Joden zijn een ander ras en onze vijanden. (…) Door me kandidaat te stellen, geef ik u de gelegenheid samen met mij te protesteren tegen de Joodse tirannie.” Naast de tekst staat een Gallische strijder die triomfantelijk een afgehakte varkenskop omhooghoudt.
Willette was hoofdredacteur van de krant Le Pierrot en maakte zich onder meer sterk voor de veroordeling van de Joodse officier Alfred Dreyfus, die in 1894 valselijk werd beschuldigd van verraad. Le Pierrot bestond maar kort, maar het gedachtegoed des te langer.
De Dreyfusaffaire staat nog altijd te boek als een van de meest bittere oprispingen van het Franse antisemitisme. Een ander dieptepunt is de opstelling van het Franse Vichyregime, dat in de Tweede Wereldoorlog de Duitse bezetters actief hielp de Joden op te pakken.
Gebed voor Frankrijk
Inmiddels hebben veel van de Franse Joden opnieuw het gevoel „de paria’s van de samenleving” te zijn, zoals voorman Rogier Cukierman van koepelorganisatie CRIF het in maart tegenover de BBC verwoordde. In 2014 trok een recordaantal van 7000 Franse Joden naar Israël, meer dan twee keer zo veel als het jaar daarvoor.
Dit jaar zouden het er volgens sommige schattingen nog wel eens meer kunnen worden. Met name vlak na de aanslagen van januari steeg het aantal aanvragen bij het Joods Agentschap, dat in Israël immigratiezaken regelt, exponentieel. „Normaliter krijgen we 150 aanvragen in een week”, liet het agentschap in januari tegenover de Britse krant The Guardian weten. „Nu krijgen we er 2000.”
Intussen klinkt er in de Franse synagoges nog elke sabbat een gebed voor Frankrijk: „Wilt U vanuit Uw heilige woonplaats met barmhartigheid neerzien op dit land, de Franse Republiek. En zegen de Franse bevolking. Amen.” Het gaat terug tot kort na 1791, toen de Joodse gemeenschap met de Franse Revolutie formeel werd erkend als een van de Franse drie officiële religies.
De voorbede is een uiting van dankbaarheid voor het feit dat Frankrijk de Joden tot burgers in volle rechten verklaarde, als eerste in Europa. Maar velen zullen het inmiddels met gemengde gevoelens bidden.
Economische motieven
De huidige emigratiegolf van Franse Joden is geen volstrekt nieuw verschijnsel. Er zijn vaker pieken in de uitstroom geweest, zoals in 1948 na de stichting van de staat Israël en in 1967 na de Zesdaagse Oorlog. Ook tijdens de tweede intifada van 2000 tot 2005 trokken er meer Franse Joden dan gebruikelijk naar het Heilige Land. De intifada in het Midden-Oosten ging gepaard met een sterke stijging van het aantal antisemitische incidenten in Frankrijk.
Het oplevende antisemitisme is ook nu onmiskenbaar een belangrijke motivatie in het besluit van veel Joden om Frankrijk achter zich te laten. Toch spelen er nadrukkelijk ook andere factoren mee, zoals de kwakkelende Franse economie. Vorig jaar verlieten om die reden niet minder dan 250.000 Fransen het land, wat de uittocht van Franse Joden enigszins in perspectief zet. Voor jonge Franse Joden is, naast Israël, Canada (Québec) een gewilde bestemming.
„Ik heb erover nagedacht om te vertrekken; niet vanwege het antisemitisme, maar omdat de economie hier kwakkelt”, zei de Parijse Joodse student Maya Ter-Minassian recent tegenover de Israëlische krant Ha’aretz. „Er is hier plaats voor Joden. Niemand wordt hier gediscrimineerd, het zijn de jaren dertig niet of de tijd van de Dreyfusaffaire.”
Medewerkers van het Joods Agentschap in Israël verklaarden tegenover Ha’aretz dat de meeste Franse Joden inderdaad om financiële redenen ”aliyah” maakten. Het zijn vooral twee groepen die naar Israël vertrekken: jongeren onder de 35 en gepensioneerden boven de 65. Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat economische motieven bij de eerste groep een belangrijke rol spelen.
Warme gevoelens
Feit is intussen dat veruit de meeste van naar schatting 600.000 Joden gewoon in Frankrijk blijven. „Veel Joden zeggen om 8 uur ’s ochtends tegen me dat ze nooit weg zullen gaan. Om halfnegen zijn ze hun tickets aan het boeken en om 9 uur hebben ze besloten te blijven”, grapte de liberale rabbijn Delphine Horvilleur uit Parijs tegenover Ha’aretz.
Horvilleur ziet veel potentiële emigranten, omdat rabbijnen voor het Joods Agentschap een verklaring moeten ondertekenen dat de persoon in kwestie werkelijk Joods is. De meeste mensen die bij haar komen voor zo’n verklaring blijven gewoon in Parijs, constateert het agentschap.
Horvilleur: „De meesten durven uiteindelijk niet te vertrekken, terwijl anderen het Israëlisch staatsburgerschap alleen maar wensen om belastingsvrij een appartement in Israël te kunnen kopen. Het punt is vooral dat velen de optie willen openhouden voor het geval de situatie werkelijk sterk verslechtert.”
Veel Franse Joden hebben bovendien een band met Frankrijk opgebouwd. „Ik ben Frankrijk zeer dankbaar voor de ruimte die ik er heb gekregen om te worden wie ik ben”, zegt de vooraanstaande Joodse Parijzenaar Viktor Klagsbald in een boek met portretten van Franse Joden van fotograaf Didier Ben Loulou. „Hier kon ik drinken uit twee bronnen.” Klagsblad vluchtte in 1942 vanuit Amsterdam naar Parijs.
Andere prijzen de wellevendheid van de Fransen. Zo vertelt Charles Zalber, wiens ouders in 1931 vanuit Polen naar Parijs kwamen, dat zijn vader altijd placht te zeggen: „Als er in Frankrijk een dronken man tegen je opbotst, zegt hij: Excuseert u mij.”
Zeker voor seculiere Joden geldt dat ze zich soms meer thuis voelen in Frankrijk. Sommige rijke Joden kiezen ervoor thuis te zijn in twee werelden: ze pendelen heen en weer tussen Israël en Frankrijk.
Het Joodse leven zal daarom niet zomaar verdwijnen uit Frankrijk. „Joden hebben hier een toekomst omdat ze hier een verleden hebben”, zei de Franse Jood Alain Jakobowitz tegenover de BBC.
„Parijs voelt niet langer als mijn thuis”
tekst Amarins de Boer
Le Marais. Deze van oorsprong Joodse wijk in Parijs is in de afgelopen twintig jaar veranderd in een must-see attractie voor toeristen. De davidssterren zijn van de winkelgevels gehaald en de panden hebben plaatsgemaakt voor exclusieve make-up- en designerwinkels. „Parijs voelt voor mij niet langer als mijn thuis”, zegt de Joodse Moshé Katan (56).
Katan komt van oorsprong uit Tunesië, maar woont al zolang hij zich kan heugen in Parijs. Op zijn zesde vluchtte hij samen met zijn familie naar de Joodse buurt Le Marais. „Toen wij hier kwamen wonen, was deze wijk een typische Joodse wijk. De winkelpanden kenden alleen maar Joodse eigenaren, de basisscholen waren Joods, eigenlijk de totale sfeer”, begint Katan. „Maar nu is daar vrijwel niets meer van over. Wij, Joden, voelen ons niet langer thuis in ‘onze’ wijk.”
„Europa begrijpt ons niet meer, wij kunnen hier ons leven niet meer leven”, gaat Katan verder. Zijn ogen worden vochtig. „Het antisemitisme in Europa blijft maar toenemen en de ene na de andere aanslag hoor je in het nieuws. Mijn buren zijn al vertrokken uit de wijk en een deel van mijn familie is ook al weg; mensen voelen zich hier niet meer veilig. Ze verhuizen allemaal naar Israël.”
Volgens Katan zijn de jaren dertig van de vorige eeuw weer terug. Toen werden de Joden in Europa vervolgd en uiteindelijk bijna uitgemoord als gevolg van het nazisme. Zelf twijfelt Katan erover of hij zijn familie en vrienden achterna zal gaan naar Israël. Hoewel er volgens hem in Parijs geen toekomst meer zal zijn voor de Joden, vindt hij de keuze om zijn baan op te zeggen, zijn herinneringen en de mensen hier achter te laten een grote stap.
Jacob, eigenaar van het Joodse bakkertje Murciano, gevestigd in de straat Rue des Rosiers, beaamt het gevoel van Katan. „Economisch gezien is hier een goede toekomst. Mijn bakkerij loopt goed dankzij de toeristen en de vaste klanten en het is geen gemakkelijke keus om zomaar te zeggen ”wij gaan hier weg”. Maar als ik naar mijn gevoel zou luisteren, tsja.” Jacob zucht en hakkelt dan in het Engels verder: „Ik heb hier mijn baan en mijn leven, maar een deel van familie en vrienden is al weg, door het snelgroeiende anti-Joods geweld. En dat maakt het lastig.”
Hij wijst naar zijn dochtertje van negen. „Bij haar uit de klas zijn de afgelopen zes maanden al vier klasgenootjes vertrokken naar Israël. Wegtrekken zullen wij niet snel doen, maar een thuishaven is Parijs niet meer.”