Priesterambt
1 Johannes 2:27a
„En de zalving die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u….”
De Persoon van onze gezegende Heere is zo nauw met Zijn ambtsbediening verbonden dat wij zonder een genadige en bevindelijke kennis van Zijn Godheid en Zoonschap geen waarachtige of zaligmakende ervaring van Zijn liefde en bloed kunnen hebben.
Onder de raadslagen van de satan om de waarheid Gods te verduisteren is dit niet de geringste of de laatste raadslag, om eerst zich daartegen te verzetten en vervolgens, wanneer er geschil is, met daarmee gepaard gaande verhitte discussies proberen om de verdedigers der waarheid over te halen hun stellingen te verzachten, hun inzichten achterwege te houden of die zelfs heimelijk geheel en al te laten vallen, opdat er geen verdere verwarring in de gemeenten ontstaat of zwakke broeders geërgerd worden.
Pas dit nu eens toe op deze tijd. Het ware, eigenlijke en eeuwige Zoonschap van onze gezegende Heere is de wezenlijke grondslag van Zijn Priesterambt. Omdat Hij de Zoon en Gods waarachtige, eigenlijke Zoon is, is Hij gerechtigd om tussen God en ons te bemiddelen. Het waarachtige en echte Zoonschap is daarom noodzakelijk en onvermijdelijk tot het aannemen van dit Priesterambt en Zijn Godheid.
J. C. Philpot,
predikant te Stamford
(”De grote Hogepriester over het huis Gods”, 1862)