Kerk & religie

Van Andel-Rutgers bleef zendelinge, ook na haar huwelijk

In 1912 werd ze, vanwege haar huwelijk, ontslagen uit de gereformeerde zendingsdienst. Zendelinge bleef ze echter, haar hele verdere leven. Niet officieel, onbetaald - maar zeer gewaardeerd. Historica Rineke van der Woerdt schreef een dissertatie over Jacqueline Cornélie van Andel-Rutgers (1874-1951), „feministe avant la lettre.”

A. de Heer
2 March 2004 11:30Gewijzigd op 14 November 2020 01:00
VEENENDAAL – ”Werken zolang het dag is”, luidt de titel van het proefschrift waarop de Veenendaalse historica Rineke van der Woerdt donderdag aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit in Amsterdam promoveert. Het boek beschrijft het
VEENENDAAL – ”Werken zolang het dag is”, luidt de titel van het proefschrift waarop de Veenendaalse historica Rineke van der Woerdt donderdag aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit in Amsterdam promoveert. Het boek beschrijft het

„Een superintelligente vrouw”, typeert de Veenendaalse de zendelinge wier leven en werk ze onderzocht. „Ze had zo naar de universiteit gekund. Maar daar kon in die tijd nog geen sprake van zijn.” Jacqueline werd verpleegster, op Midden-Java.

”Werken zolang het dag is”, luidt de titel van het proefschrift waarop Van der Woerdt (56) donderdag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam promoveert. Voorzover bekend is het het eerste boek over vrouwen in de zending in het vroegere Nederlands-Indië. Het is, aldus de auteur, ook de eerste monografie over de gereformeerde zending op Midden- Java.

Jacquelines vader, de Calvijn-kenner Frederik Lodewijk Rutgers, behoorde tot de voormannen binnen de gereformeerde wereld. Jarenlang, van 1879 tot 1911, was hij hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Vrije Universiteit. Sterk wist hij zich ook betrokken bij het zendingswerk vanuit de Gereformeerde Kerken - waaraan hij twee van zijn dochters afstond.

Samen met haar vriendin Jo Kuyper, een dochter van Abraham Kuyper, vertrekt Jacqueline in oktober 1900 naar Yogyakarta om er de gereformeerde zendingsarts Jan Gerrit Scheurer bij te gaan staan. Ze wordt hoofdverpleegster in het eerste gereformeerde zendingsziekenhuis, het Petronella Hospitaal.

Zeven jaar duurt die eerste periode. In 1907 keert ze met verlof terug naar Nederland, waar ze enkele jaren zal blijven. Eind 1911 vertrekt ze opnieuw naar Yogyakarta. Lang duurt deze tweede periode echter niet: op 2 oktober 1912 meldt Jacqueline de gereformeerde deputaten voor de medische zending haar aanstaande huwelijk met Huibert Antonie van Andel en vraagt zij per 1 december 1912 ontslag als hoofdverpleegster.

Ds. Van Andel, die promoveerde op de dissertatie ”De zendingsleer van Gisbertus Voetius”, was door de gereformeerde kerk van Amsterdam beroepen als eerste missionaire predikant voor het -in 1910 voor de zending geopende- gewest Surakarta, dat samen met Yogyakarta de Vorstenlanden van Midden-Java vormde. Zijn standplaats werd de hoofdstad Surakarta, meestal Solo genoemd.

Hier, in dit -naar verluidt- islamitische bolwerk, zouden Van Andel en zijn echtgenote zich van 1913 tot 1942 inzetten voor het zendingswerk. Hij betaald; zij onbetaald. Want officieel was mevrouw Van Andel niet langer „in dienst der Zending.” Toch zou ze zich altijd als zendelinge blijven beschouwen. Van der Woerdt: „Haar huwelijk betekende voor Jacqueline van Andel-Rutgers niet het einde van haar zendingsloopbaan. Integendeel, meer nog dan in Yogyakarta kon zij in Solo haar talenten met volle inzet in dienst van de zending stellen.”

Fulltime wijdde Van Andel-Rutgers zich aan haar taken - „bijbel- en lectuurverspreiding, het stichten van schooltjes, de evangelieverkondiging aan Javaanse vrouwen, het organiseren van conferenties van de Nederlands-Indische Zendingsbond en de publicatie van artikelen.” Ook de relatie christendom-islam had haar volle aandacht. Zo publiceerde ze ”Islam en christendom”, een bewerking van ”Reproach of Islam” van William H. T. Gairdner. Haar visie op de islam was negatief, werd ook steeds negatiever, stelt Van der Woerdt. „De islam was voor haar een godsdienst die gekenmerkt wordt door slaafse godsverering, fanatisme, een laag zedelijk peil en vooral: onderdrukking van de vrouw. Zolang de moslim Christus niet erkent als Verlosser, wordt zijn door de zonde verbroken relatie met God niet hersteld en kent hij God niet als een liefhebbende Vader.”

Het is een visie die „lange tijd ook de mijne was”, zegt de Veenendaalse, die jarenlang scriba was in de gereformeerde kerk ter plaatse. „Gaandeweg ben ik toch wat genuanceerder tegenover de islam komen te staan. Ook in dat opzicht heb ik veel van mijn promotor, de emeritus hoogleraar dr. Anton Wessels, geleerd.”

Het zendingswerk had haast, wisten de Van Andels. Van der Woerdt: „In 1910 had Jacqueline, als enige vrouw uit de Gereformeerde Kerken, de eerste Wereldzendingsconferentie, in Edinburgh, bijgewoond. Ze heeft daar veel gehoord dat haar inspireerde. De gedachte van John Mott, dat Christus snel zou wederkomen, sprak haar bijzonder aan. Toen ze trouwde, was het dan ook: „Jongens, we moeten opschieten.” Zij was 37; hij 38 - dus hadden ze, tot aan zijn emeritaat, nog maar 25 jaar te gaan.”

Vanaf het moment dat de Van Andels in Solo aankwamen, hebben ze „in feite altijd hun eigen weg gevolgd”, aldus de historica. Daarbij werkten hun talloze relaties sterk in hun voordeel. Zo waren ze in financieel opzicht bepaald niet alleen afhankelijk van de zendende kerk van Amsterdam; later die van Delft. Altijd konden ze een beroep doen op de ’elite’ binnen de gereformeerde wereld. Ook de persoonlijke contacten die het echtpaar onderhield met de gouverneurs-generaal kwamen hun zendingsarbeid ten goede. „Uiterst belangrijk voor het succes van de Solose zending” was daarnaast de goede verstandhouding met de Javaanse vorsten van de residentie Surakarta, „in het bijzonder de vriendschap met de nog jonge Pangeran Ario Adipati Mangkunegoro VII.”

In haar proefschrift beschrijft Van der Woerdt de belangrijke rol die met name mevrouw Van Andel heeft gespeeld in de emancipatie van de Javaanse én de Nederlandse vrouw. Wat betreft „de vrouw in de Gereformeerde Kerken in Nederland” -vele „zendingszusters” kwamen in Solo werken- luidt haar conclusie: „Aan de na 1945 steeds krachtiger gevoerde discussie met betrekking tot de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen binnen de Gereformeerde Kerken en de daaruit volgende openstelling van de ambten voor vrouwen hebben de gereformeerde vrouwen in Midden-Java een belangrijke bijdrage geleverd.”

De openstelling van de ambten voor vrouwen was overigens iets waar Van Andel-Rutgers zeker niet voor was. „Zonder bezwaar erkende zij de gereformeerde opvatting dat de vrouw in de kerk slechts een dienende functie mocht uitoefenen. Zij beschouwde haar zendingsarbeid dan ook als dienen. Trouw aan de Doleantie, maar bovenal trouw aan haar vader en aan de door hem geformuleerde gereformeerde kerkorde accepteerde zij de door die kerkorde gestelde regels.”

Desondanks, concludeert Van der Woerdt, „sloeg zij nolens volens een bres in het mannenbolwerk van de gereformeerde zending en tegelijkertijd in dat van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zonder een feministische attitude in moderne zin aan te nemen was Jacqueline van Andel-Rutgers een feministe avant la lettre.”

In 1951 stierf Van Andel-Rutgers, kort nadat de nieuwe Javaanse Bijbel -waarvan zij de correctie van de drukproeven had verzorgd- in de handel was gekomen. „Tegen haar dochter zei ze dat nu haar aardse taak voltooid was. Diezelfde avond kreeg zij een hersenbloeding.” Aan de gevolgen daarvan overleed ze op 3 september 1951.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer