Gevlucht naar een kamp zonder schaduw
MYTILINI. Het kamp waar vluchtelingen op het Griekse eiland Lesbos neerstrijken laat veel te wensen over. Bewoners van het kamp komen daarom geregeld in opstand tegen de omstandigheden. Zoals vorige week, toen ze het verkeer stillegden tussen de hoofdplaats Mytilini en het noorden.
De 27-jarige Ali uit Syrië demonstreert niet mee, uit angst te worden opgepakt. Snel maakt hij zich uit de voeten. De bezwaren van de demonstranten deelt hij echter wel. „Er is nauwelijks schaduw, het ligt vol afval en het sanitair is ontoereikend en smerig. Medische zorg is er niet”, zegt hij.
Volgens Ali melden zich dagelijks al snel zo’n 1000 mensen, terwijl er hooguit 300 tot 400 worden geregistreerd. „De capaciteit van de politie is ontoereikend om alle vluchtelingen adequaat en snel te registreren. Vooral Afghanen moeten wachten op de behandeling van hun asielaanvragen. Zij komen hiertegen in opstand”, legt hij uit. Wat ook voor onrust zorgt is dat vluchtelingen zelf tenten moeten aanschaffen, na een lange en uitputtende reis.
„Wij zijn niet gevlucht omdat we arm zijn”, verzekert hij. „In Syrië loopt ons leven gevaar. Voor de oorlog leefden we in welstand. Nu verkopen Syriërs echter vaak hun allerlaatste bezittingen om de vlucht naar de vrijheid te bekostigen.”
Desertie
Ali vertelt dat hij weigerde zich opnieuw bij het Syrische leger te voegen. „Ik was twee jaar luitenant in het leger en verliet het in 2011, toen mijn dienstplicht erop zat. Keer op keer kreeg ik echter oproepen om de wapens weer op te pakken. Toen ik bleef weigeren, werd ik opgepakt. Ik werd gemarteld in de gevangenis, en mijn advocaat kreeg mij niet vrij. Uiteindelijk kocht ik voor 5000 euro mijn vrijheid bij mijn bewakers. Ik besloot vervolgens om Syrië meteen te verlaten.”
Zijn zoontje Hitam was tien dagen oud toen Ali Damascus verliet. Nu is het kind drie maanden. „Mijn vrouw Amina bleef met hem achter.” Zijn vlucht was vol gevaar. „Ik kon Syrië niet verlaten via Libanon, omdat ik grote kans had te worden opgepakt wegens desertie. Via Aleppo, dwars door legerlinies en IS-gebied, bereikte ik Turkije. Daarna reisde ik naar Izmir. Niemand wist van mijn vertrek.”
Op de ontmoetingsplaats voor gevluchte Syriërs in Izmir, in de wijk Basmane, liep Ali advocaat Mohamed (45) tegen het lijf. Die liet zijn zwangere vrouw en twee dochters achter in Syrië. De mannen trokken sindsdien samen op, en verblijven nu in het kamp Kara Tepe, samen met honderden andere vluchtelingen.
Opstand
Op een rustige plek, buiten het kamp, haalt Ali herinneringen op aan zijn boottocht naar Griekenland. „Pas de vierde poging lukte”, zegt hij. „De eerste boot zonk vlak na vertrek omdat die te zwaar beladen was. Er zaten 55 mensen in, terwijl het vaartuig geschikt is voor maximaal 42 personen. We konden zwemmend de Turkse kust weer bereiken.”
Ali vertelt dat hij bij de vierde poging op Europa te bereiken midden in de nacht 10 kilometer door onherbergzaam gebied moest lopen. „Pas toen bereikten we de plek vanwaar ze per boot verder zouden gaan. We zaten die vroege ochtend zeven uur op de boot en bereikten Lesbos veilig. Daarna moesten we een uur lopen naar het vluchtelingenkamp, terwijl gezinnen 70 kilometer moesten lopen om bij het vluchtelingenkamp te komen. Ze waren drie dagen onderweg. De route die wij namen is bedoeld voor sterke mensen.”
Elke smokkelaar biedt een ander pakket
De 27-jarige Sheiko Ali Osso probeerde vier keer per boot de oversteek van Turkije naar Griekenland te maken. „Ik reisde, met een groep van zes personen, onder wie twee kinderen, vanuit Syrië naar Izmir, aan de kust van Turkije. Ik had gehoord dat je daar de overtocht naar Europa kan regelen.”
In koffiehuizen in de wijk Basmane, in Izmir, maken vluchtelingen afspraken met mensensmokkelaars, hoorde hij. „Elke smokkelaar biedt een ander pakket, en de prijzen lopen sterk uiteen. De boten en de buitenboordmotoren verschillen nogal, evenals het aantal mensen dat op een boot meegaat. Ook is het belangrijk dat je met een goede bus naar het strand wordt gebracht, en of alle vluchtelingen daar gemakkelijk in passen.”
De eerste keer dat hij de overtocht naar Griekenland wilde maken, moest hij met 42 mensen in een Toyotatransportbusje met drie banken. Normaal passen daar slechts negen mensen in. „We zaten zo opgepropt dat het de politie opviel. Het busje moest stoppen, maar de chauffeur negeerde het stopteken. Pas toen het busje na een botsing tot stilstand kwam, moest de chauffeur zijn vlucht staken. We werden allemaal gearresteerd.”
Zeven dagen zat Osso in de gevangenis, waarna hij een formulier moest onderteken om vrijgelaten te worden. Daarin stond dat hij nog één maand had om Turkije te verlaten. „Mochten we weer worden opgepakt, dan zouden we het land worden uitgezet naar Syrië.”
Geld bij aankomst
Osso vertelt dat de mensensmokkelaars pas geld zien als de vluchteling veilig de afgesproken plaats heeft bereikt, volgens een systeem dat vluchtelingen aan elkaar doorgeven. „We spreken met de mensensmokkelaars af dat we het afgesproken bedrag voor de overtocht, tussen de 1000 en de 2000 euro per persoon, storten bij een kantoor of een vertrouwde tussenpersoon, waarvoor we een code ontvangen. Die code wordt pas doorgegeven aan de smokkelaars als wij onze bestemming bereiken.”
Smokkelaars die hun beloften nakomen en vluchtelingen met succes naar hun bestemming brengen, krijgen nieuwe klanten en verdienen zo veel geld aan de overtocht van vluchtelingen. „Het geld dat mijn familie mij gaf voor mijn vrijheid, wordt vandaag uitbetaald aan de mensen die mij hielpen naar Europa te komen. De overtocht is eindelijk gelukt”, jubelt hij.