Turks gedoogbeleid van IS onder druk na aanslag
ANKARA. Het geweld van Islamitische Staat lijkt zich naar Turkije te verplaatsen na de bloedige aanslag van maandag. Dat plaatst de Turkse president Erdogan voor een dilemma. Zijn gedoogbeleid van IS staat in elk geval zwaar onder druk.
Sinds het begin van de burgeroorlog in Syrië, ruim vier jaar geleden, heeft Turkije steeds een merkwaardige positie ingenomen. Enerzijds liet Ankara duizenden jihadstrijders ongehinderd naar het buurland door om daar te strijden tegen het regime van de Syrische president Bashar al-Assad.
Openlijk verklaarde –toen nog– premier Erdogan destijds dat er een einde aan het tijdperk-Assad moest komen. Beducht als hij was voor de invloed van het sjiitische Iran dat via Irak, Syrië en Libanon zijn tentakels steeds verder richting het soennitische Turkije uit dreigde te strekken.
Nog beduchter is Turkije echter voor een autonome Koerdische regio in het noorden van Syrië, naar het voorbeeld van Iraaks Koerdistan. Dat zou de nationalistische aspiraties van de Turkse Koerden alleen maar aan kunnen wakkeren. En het laatste wat Erdogan en zijn AK-partij willen is meer zelfbestuur voor de Koerden in Turkije – laat staan een onafhankelijke Koerdische staat. Om die reden weigerden de Turkse autoriteiten lange tijd Koerdische vrijwilligers de grens over te laten gaan om hun broeders in Noord-Syrië te helpen in de strijd tegen IS.
Na de bloedige aanslag van afgelopen maandag in de grensstad Suruç, waarbij meer dan dertig mensen om het leven kwamen, liggen de kaarten plotseling heel anders. Hoewel IS de aanslag niet heeft opgeëist, heeft het er alle schijn van dat die het werk van de radicale beweging was.
Dat zou betekenen dat Turkije nu te maken heeft met IS-geweld binnen de eigen grenzen. Zo lang de IS-strijders zich tot de strijd binnen Syrië en Irak beperkten, kon Erdogan prima leven met die situatie.
Nu IS kennelijk zijn pijlen ook direct op Turkije richt kan de Turkse regering bijna niet anders dan in actie komen. Dat deed Ankara dan ook, zij het voorzichtig. De controle aan de Syrische grens wordt verscherpt, kondigde Erdogan gisteren aan. Ook sloot de overheid de afgelopen weken diverse pro-IS-websites en werden ronselaars gearresteerd.
Maar hard optreden in de vorm van bijvoorbeeld militair ingrijpen is er vooralsnog niet bij. Tot grote ergernis van de Turkse bevolking. Op maandagvond gingen in steden als Istanbul en Ankara duizenden mensen de straat op om te protesteren tegen het gebrek aan daadkracht van de regering. Woorden als moordenaar aan het adres van president Erdogan werden daarbij niet geschuwd.
Toen bleek opnieuw hoe Erdogan doorgaans met kritiek omgaat. De Turkse politie greep maandagavond keihard in een verdreef de menigte betogers met waterkanonnen, traangas en de wapenstok.
De spanningen in Turkije zullen vermoedelijk de komende tijd alleen maar toenemen. De Koerdische HDP-partij, die bij de verkiezingen vorige maand een verrassende 13 procent van de stemmen binnenhaalde, heeft Koerden in het grensgebied met Syrië al opgeroepen hun bescherming in eigen hand te nemen – met alle mogelijke gevolgen vandien. HDP beschuldigt de regering in Ankara van medeplichtigheid aan „deze barbarij.”
Tegelijkertijd waarschuwden Turkse veiligheidsdiensten dat IS met aanslagen in Turkije alleen maar ten doel heeft de tegenstellingen tussen de Turkse regering en de Koerden op scherp te zetten en zo het land te destabiliseren. Daar voegden de diensten ook nog een persoonlijke boodschap voor Erdogan aan toe: „Als u een operatie tegen IS doorzet, maakt u zichzelf ook tot doelwit van een aanslag.”
Vooralsnog lijkt Ankara zich te beperken tot pogingen IS buiten de deur te houden. De vraag is echter of dat voldoende is. Veel (potentiële) jihadstrijders bevinden zich al binnen de Turkse grenzen. En de aanslag van maandag bewijst ook dat zij over middelen beschikken om veel slachtoffers te maken.