Drie fietsen kwijt in twee maanden
Wat doet het je als er in twee maanden tijd drie fietsen van je worden gestolen? Dan raak je ontzet en vertwijfeld. Het overkwam Ute Massholder (40), woonachtig in Utrecht en docent Duits in Amsterdam en in de domstad. „Ik zit nu alweer bijna een maand te balen. Ik denk dat ik het in Amsterdam nog één keer probeer.”
Met de eerste fiets die ze kwijtraakte ging het een jaar goed, met twee gewone sloten eraan en dan nog wel in de hoofdstad. „Meestal stond ze gewoon buiten, voor het station.” Eind november vorig jaar zocht ze haar rijwiel tevergeefs in de inmiddels geopende driehoge fietsflat nabij Amsterdam Centraal Station. „Ik was in tranen, want het was een heerlijke fiets waaraan ik gehecht was. Ik kan ook wel met de tram naar de school waar ik werk, maar die twintig minuten fietsen is veel lekkerder. Dat gehang in een tram is niks voor mij.”
Tegen Kerst is het opnieuw raak, op dezelfde plaats. Voorwiel en slot resteren. „Hoe ze dat hebben geklaard, is me nog steeds een raadsel. Het lijkt wel een goocheltruc, want het kettingslot zat ook door het frame.” Massholder was opnieuw „heel verdrietig”, al was de tijd te kort om zich aan dit rijwiel te hechten.
Toen ze drie weken terug, op 17 januari, voor de derde keer tevergeefs naar haar fiets liep te zoeken, kon ze dat nauwelijks geloven. „Daar loop je dus wel zo ongeveer een trauma aan op. Gelukkig kon ik het gelijk van me afpraten tegen een collega in de tram, maar ik was echt radeloos.”
Uit haar tas pakt ze een knipseltje uit de Volkskrant van voorbije woensdag, waarin een vrouw de lof bezingt van de Amsterdamse fietsflat die zo veilig zou zijn. „Er zit wel ergens iemand die op moet letten, maar fietsendieven hebben er vrij spel, zo blijkt. De derde keer is al drie weken geleden, maar toen ik dit las, werd ik toch even heel erg cynisch.”
Utes vriendin, werkzaam bij de Fietsersbond in Utrecht, hoort haar verhalen aan en kan Massholder een schouder bieden om uit te huilen. „Ze heeft me geadviseerd geen aangifte te doen, want dat heeft weinig zin.” Ook in Utrecht werd de Duitse, die nu tweeënhalf jaar in Nederland woont, al een keer van haar fiets beroofd. „Ja, ook bij het station.” Bij een inbraak in haar huis werd haar portemonnee ontvreemd.
Dat ze haar vertrouwen in de mensheid nog niet helemaal kwijt is, blijkt uit het feit dat ze het in Amsterdam nog één keer wil proberen met een tweedehands rijwiel. „Als ik binnenkort wat tijd heb, koop ik weer een fiets van rond de 100 euro. Een fiets is nu eenmaal een veel prettiger vervoermiddel, in Amsterdam bekort het fietsen je reistijd, alleen al doordat je niet op de tram hoeft te wachten. Nee, het is niet omdat ik zo van regen houd.”
Haar laatste poging zal vergezeld gaan van een maximum aan veiligheid van haar kant. „Twee van de duurste en beste Cyclops-sloten die de Fietsersbond aanraadt. Die zijn samen beduidend duurder dan de hele fiets, maar dat is niet anders. Overigens zat op de laatste twee fietsen ook al één zo’n slot. Maar dat bleef ook de tweede keer over met het voorwiel.” Eigenlijk vindt ze het belachelijk om zich zo overdreven te beveiligen. Dat zegt ze ook nog na haar derde negatieve ervaring.
Een gewetensvraag: als het nu onverhoopt toch nog eens gebeurt en een junk biedt haar op een Amsterdamse brug een fiets aan voor 10 euro of iets meer, zwicht ze dan? Het blijft even stil. Ze lacht. „Dat is moeilijk. De verleiding zou groot zijn, misschien. Maar nee, het kan niet, want dan word je zelf onderdeel van die misdaadketen. Maar je weet het natuurlijk nooit helemaal zeker. Als het nog vaker gebeurt… Op een gegeven moment is de maat echt vol. Maar ik denk dat het voor mij dan toch maar de tram wordt.”
Of er op het vlak van fietsdiefstal een zinnige vergelijking met haar land van herkomst valt te maken, betwijfelt ze. „Ik studeerde in Konstanz, daar gebeurde het me één keer. Die stad is wat kleiner dan Utrecht. Hier in Nederland is de hoeveelheid fietsen op het aantal inwoners gewoon verschrikkelijk groot.”
Wanneer ze wordt geconfronteerd met het idealistische maar gestraalde wittefietsenplan dat Amsterdam in de jaren zestig kende onder leiding van de kabouters Luud Schimmelpenninck en Roel van Duijn, moet ze hard lachen. „Ik denk dat die de mensheid toch iets te goed hadden ingeschat.”