Identiteit in het onderwijs
Volgens de theologe A. van der Veen richten leerkrachten in het godsdienstonderwijs zich vooral op de verhoudingen tussen mensen onderling. Terwijl „de relatie met God nauwelijks aan bod komt.” Volgens de dame „weten leraren te weinig van het christelijk geloof.” Het is helder dat zulke docenten jonge mensen onvoldoende duidelijk kunnen maken wat God in hun leven kan betekenen.Wellicht schrikt een rector van een reformatorische school zich een hoedje bij zo’n bericht. Dat is overbodig. Van der Veen hoopt volgende week de doctorstitel te verwerven aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Haar onderzoek betreft rooms-katholieke basisscholen. Paniek is dus voor ’stoere’ calvinisten niet nodig. Of heeft het verhaal van de promovenda de zogenoemde reformatorische docenten toch iets te zeggen?
De gesignaleerde onkunde bij docenten herinnert aan de in januari gevoerde discussie of Moesin Laghmich, een moslim, kon fungeren als directeur van een rooms-katholieke school. Hulpbisschop De Jong van Roermond vindt dat onmogelijk.
Via Van der Veen blijkt nu dat de 31-jarige Marokkaanse meester misschien meer in aanmerking komt om directeur te zijn dan menigeen die in naam christelijk is. Moesin heeft immers op een rooms-katholieke middelbare school gezeten. Hij volgde onderwijs aan een pabo met diezelfde identiteit. Ook had hij zijn rooms-katholieke catecheseakte behaald. Dan moet hij zo langzamerhand wel een en ander weten over het rooms-katholicisme.
Het verhaal van mevrouw Van der Veen pleit ook nog op een ander punt voor de Marokkaan. Zij vindt dat er in het godsdienstonderwijs meer nadruk moet liggen op de inhoud van het geloof. Maar zij is tegelijk van mening dat professioneler onderwijs de afhankelijkheid van de eigen geloofsopvatting van de leerkracht af doet nemen. „Niet- of andersgelovigen kunnen ook goed voor het voetlicht brengen wat geloven inhoudt.” Zo blijkt de rooms-katholieke school alle ruimte te bieden voor Moesin.
Dat iemand -om het ietwat oneerbiedig te zeggen- God weer wil betrekken bij het godsdienstonderwijs valt toe te juichen. Maar godsdienstonderwijs behoort meer te behelzen dan kennisoverdracht. En het is niet genoeg dat een docent jongeren de bonte wereld van geloven op een presenteerblaadje voorschotelt, om ze vervolgens zelf hun keuze te laten maken.
De hulpbisschop van Roermond heeft dat -eerlijk is eerlijk- treffend gezegd. „Identiteit uitdragen is geen schil aan de buitenkant, geen rol die je op je kunt nemen, maar komt tot uitdrukking vanuit het hart.” Hij zei dat het van leraren valt te verwachten „dat men voorleeft wat het betekent katholiek te zijn. Ook en juist op die gebieden waar katholieken ánders zijn.” Datzelfde geldt, mutatis mutandis, voor reformatorische scholen.
De bisschop, de promotie en de moslim hebben docenten in het reformatorisch onderwijs dus iets te zeggen. De bisschop mag volgelingen van Calvijn leren dat mensen voor de klas op school het bijbels gedachtegoed in leer en leven dienen te belichamen en uit te dragen.
Dat vraagt waakzaamheid. Gedurende het Romeinse Rijk leefde de kerk -om zo te zeggen- ondergronds. Toch was haar opmars onstuitbaar. Anno 2004 heeft de kerk een veelheid aan organisaties, instellingen en scholen. En nu is blijkt het proces van de secularisatie onstuitbaar. Het komt niet alleen op het uiterlijk aan. Maar op het hart. Hoe zou iemand anders jonge mensen jaloers kunnen maken op de liefdedienst van de Heere? Als mensen in het onderwijs innerlijk losraken van de eigen kring en haar denken, is er geen redden meer aan.
Het geldt niet alleen reformatorische scholen, maar ook andere organisaties van die identiteit.
*Teveel tekst: 1 n * Tekst past