Afschuiven
We hebben gezien bij David dat hij de zonden van overspel en moord voor de mensen trachtte te verbergen. Hij was zorgeloos en sliep in die zonde. Petrus had zijn Heere en Zaligmaker tot driemaal toe schandelijk verloochend. Adam en Eva zochten hun zonde voor God te bedekken. Zelfs toen zij zagen dat God met hun zonde bekend was, zochten zij nog de schuld van zich af te schuiven. Adam legde de schuld op zijn vrouw; Eva schoof de schuld op de slang. Daardoor trachtten zij zich te verontschuldigen. Kaïn had zijn broer Abel vermoord en de Heere vroeg hem: Kaïn, waar is uw broeder? En wat zegt Kaïn? Bekent hij direct zijn zonde? Neen, neen, maar hij verzweeg ze voor God en zei, tegen zijn eigen geweten in: Ik weet het niet, ben ik mijns broeders hoeder?De broers van Jozef hadden hun zonden niet alleen voor God verzwegen, maar ook voor hun oude vader. Achan had gestolen van de buit, een Babylonische mantel. Wat deed hij? Bekende hij zijn zonden? O neen, hij zocht ze te verzwijgen en bekende niet voordat hij door het lot werd aangewezen. Wat zal ik nog meer zeggen? Van koning Saul, die Agag spaarde tegen Gods bevel?
U ziet, lezer, hoe geneigd een mens is om zijn zonden óf op iemand anders af te schuiven óf ze te verzwijgen. O, het is zo bezwaarlijk voor een mens ze ronduit te belijden en ootmoedig belijdenis te doen .
Adrianus Hasius, predikant te Leeuwarden (Konincklijcke Leyd-sterre na de Hemel, 1656)