Zalige hoop
Openb. 20:6
„Zalig en heilig is hij dus, die deel heeft aan de eerste geestelijke opstanding uit de dood van de zonde; want over deze heeft de tweede en eeuwige dood geen macht.”
Voor Gods kinderen is er geen verdoemenis te vrezen. De bitterheid des doods is geweken en het sterven is gewin. Zij gaan in de rust. Zij mogen, ja moesten ook meer reikhalzend uitzien naar hun einde, als de tijd van de ontbinding, en vooral naar het einde der dagen. Deze immers zal voor hen het toppunt van hun wensen, de luisterrijkste, de zaligste roem van de dagen zijn. Dit einde van de dagen mogen zij tegemoet zien als de grootste triomf en zaligste rustdag, ja een dag van blijdschap, verlossing en zaligheid. Daarop lopen al hun uitzichten, begeerten en verwachtingen uit.
Och, of wij allen deelgenoten waren van die zalige hoop, en dus bekwaam gemaakt om te delen in de heilige erfenis! Waar dit plaatsvindt, leert men zijn dagen tellen, zijn vergankelijkheid geloven en zijn einde kennen. Daar krijgt men een wijs hart. Daar ontwaakt men, levend gemaakt door de Heilige Geest, uit de geestelijke dood. Daar zoekt men de Heere terwijl Hij te vinden is. Daar betreurt en belijdt men zijn zonden, ellende, dood en strafwaardigheid. Daar wordt men aan de Heere gelovig, overeenkomstig het Evangelie. Daar wendt men zich tot Christus, Die het leven en de onsterfelijkheid aan het licht heeft gebracht. Daar neemt men Hem gelovig aan tot wijsheid van God, rechtvaardiging, heiligmaking en verlossing. Daar waakt, bidt en strijdt men tegen de zonde.
Aalt Gerritsz. van Dijkhuizen, predikant te Ouddorp (”De wachter op Sions muren”, 1855)