Rosenmöller wordt voorzitter toezichtsraad AFM
AMSTERDAM (ANP). Paul Rosenmöller wordt per 15 juli de nieuwe voorzitter van de raad van toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Dat maakte de AFM woensdag bekend.
Behalve Rosenmöller worden ook Annemarie van Gaal, Rob Becker en Bart Koolstra door minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem benoemd als leden van de toezichtsraad. Waarnemend voorzitter Diana van Everdingen blijft aan als vicevoorzitter.
Dijsselbloem kondigde eind vorig jaar aan dat er strengere eisen moeten worden gesteld aan het interne toezicht bij de AFM. Daarbij werd ook de bezem door de raad van commissarissen gehaald, waarbij maar één van de vier leden mocht blijven.
Dijsselbloem baseerde zijn kritiek op een onafhankelijk onderzoek naar het optreden van de leden van de toezichtsraad. Volgens de minister bleek daaruit dat de AFM-commissarissen geen regels hebben overtreden, maar dat zij wel „op de rand” zouden hebben gelopen.
Uit het onderzoek bleek onder meer dat de regels voor de leden van de toezichtsraad over integer handelen te complex waren en er daardoor nog wel eens slordig mee werd omgegaan. Zo maakten twee toezichthouders zich schuldig aan een lichte overtreding van de regels en meldden anderen nevenfuncties niet op tijd.
Voormalig GroenLinks-aanvoerder Rosenmöller is volgens de AFM gekozen vanwege zijn „politiek-bestuurlijke expertise”. Ondernemer Van Gaal heeft zich de afgelopen jaren geprofileerd met initiatieven om consumenten „weerbaarder” te maken op financieel gebied. Becker is de voormalige directeur van Achmea Bank, terwijl Koolstra veel ervaring heeft als accountant.
De vorige voorzitter van de raad, George Möller, stapte begin januari per direct op, naar aanleiding van de kritiek van Dijsselbloem. Möller werd in december al gevraagd af te treden, maar hij zou wel enkele maanden aanblijven om voor een goede opvolging te zorgen.
Möller bestempelde het onderzoeksrapport dat hem en zijn mede-commissarissen hun baan kostte als tendentieus. Volgens de voorzitter was het duidelijk dat er zware conclusies in het rapport moesten komen, ook al stonden die „in geen verhouding” tot de onderliggende feiten.