Steeds meer internationale druk op Aristide
De Haïtiaanse president Aristide heeft de oproep om af te treden naast zich neergelegd. Hij zei donderdag tegenover CNN dat hij zijn ambtstermijn gewoon tot februari 2006 wil uitzitten. Intussen neemt de druk op Aristide toe om te vertrekken. De VS roepen Aristide op zich op zijn positie te bezinnen. In zijn eigen land eisen de politieke oppositie en gewapende opstandelingen zijn aftreden.
Aristide blijkt een volhouder. Hij trad eind 1990 aan als Haïti’s eerste gekozen president, na dertig jaar dictatuur onder de familie Duvalier, en hij domineert sedertdien de Haïtiaanse politiek. Het zat hem niet mee en een halfjaar later, september 1991, greep het leger de macht. Aristide ging in ballingschap in de Verenigde Staten. Drie jaar later grepen Amerikaanse troepen in om Aristide weer in het zadel te helpen. Onder internationale druk ontmantelde Aristide in 1995 het sterk in diskrediet geraakte leger en verving hij het door een politionele strijdkracht. Hij liet echter na die deskundig en rechtvaardig op te bouwen.
In hetzelfde jaar werd zijn beschermeling, René Préval, tot president gekozen. Aristide zelf mocht vanwege wettelijke beperkingen niet meedoen aan de verkiezingen. In mei 2000 behaalde de partij van Aristide, Familie Lavalas, een grote overwinning bij verkiezingen die volgens waarnemers van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) niet deugden. De internationale gemeenschap zette de hulpverlening aan het straatarme land voorlopig stop. In november 2000 won Aristide een tweede termijn als president bij verkiezingen die werden geboycot door de oppositie vanwege de fraude bij de parlementsverkiezingen.
De onrust woekerde voort. Eind 2001 pleegden gewapende mannen een overval op het paleis. De regering sprak van een couppoging, maar de oppositie zei dat de regering de actie zelf in scène had gezet om de aandacht af te leiden van haar tekortkomingen. In september verspreidde zich een golf van protesten tegen Aristide over het land. Belangrijke aanleiding was de moord op een voormalige sympathisant van Aristide in Gonaïves. Bij botsingen tussen de politie en tegenstanders van Aristide vielen tientallen doden en gewonden. Aristide had intussen privé-legertjes en knokploegen geïnstrueerd hem te helpen. Ook zou hij niet vies zijn van moorden volgens het recept van de brandende halsband, een uitspraak die hem tot op de dag van vandaag achtervolgt.
Op 5 februari dit jaar namen gewapende rebellen de oostelijke stad Gonaïves in. Dit was de aanzet tot een opstand die het presidentschap van Aristide op zijn grondvesten doet schudden. In meer dan twaalf kleinere plaatsen joegen de opstandelingen de politie weg. Op 16 februari keerden voormalige soldaten die hun toevlucht hadden gezocht in de Dominicaanse Republiek, terug. Zij bezetten de strategische, centraal gelegen stad Hinche. Hun volgende doel was de op een na grootste stad Cap-Haïtien. Onder de ex-militairen zijn de voormalige leider van een doodseskader, Louis Jodel Chamblain, en de vroegere politiechef van Cap-Haïtien, Guy Philippe.
Op 22 februari 2004 viel Cap-Haïtien in handen van de opstandelingen, die nu naar verluidt de aanval op de hoofdstad Port-au-Prince hebben ingezet. Haïti’s voormalige kolonisator Frankrijk riep Aristide deze week op uit het voorgaande ernstig „zijn conclusies te trekken.” Canada, waar veel Haïtianen wonen, sloot zich daar donderdag bij aan en verklaarde dat de Haïtiaanse president zou moeten overwegen ontslag te nemen. De VS hebben de Haïtiaanse president Aristide opgeroepen zich op zijn positie te bezinnen. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Powell, drong er donderdag bij Aristide op aan zorgvuldig te overwegen of hij zijn ambt kan blijven bekleden.
Het is nogal wat, becommentarieerde The Christian Science Monitor, als westerse landen een gekozen president op te roepen af te treden. Dat brengt nieuwe schade toe aan de toch al zo wankele Haïtiaanse democratie. Powell erkende dat Aristide democratisch is gekozen, maar wees er tegelijkertijd op dat de president bij het uitoefenen van zijn ambt moeilijkheden ondervindt.
De Caraïbische landen drongen er donderdag bij de leden van de Veiligheidsraad van de VN op aan in te stemmen met een snelle inzet van een internationale vredesmacht in Haïti om daar recht en orde te herstellen. De minister van Buitenlandse Zaken van Jamaica, Keith Desmond Knight, zei dat Haïti naar een burgeroorlog afzakt en dat de internationale gemeenschap moet ingrijpen voor het te laat is.
Intussen draait de diplomatie overuren. Zowel de VN-Veiligheidsraad in New York als het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken probeert sinds donderdag de crisis op Haïti zonder verder bloedvergieten op te lossen. Ook binnen de Organisatie van Amerikaanse Staten staat spoedoverleg op de agenda. Een oplossing lijkt nog niet in zicht. Ook de vraag wie het lege gat zou moeten opvullen mocht Aristide toch besluiten op te stappen, blijft onbeantwoord.
De echte slachtoffers van de crisis in Haïti zijn de burgers, die gevangenzitten in de keten van het geweld. De afgelopen jaren heeft de economische verslechtering het gros van de 7,5 miljoen inwoners het hardst getroffen. Het land produceert nagenoeg niets meer en de bescheiden assemblage-industrie waarbij de VS een belangrijke vinger in de pap hebben, ligt vrijwel lam. Er is geen toerist die nog naar Haïti reist, dus inkomsten vanuit die sector zijn er ook niet. Vanwege de aids en andere gezondheidscrises is de gemiddelde levensverwachting in Haïti tragisch genoeg gedaald tot 49 jaar.
De enige lucratieve bezigheid van Haïti en de regio is de drugshandel. De afgelopen jaren is Haïti een uitstekende springplank gebleken voor drugstransporten van Latijns-Amerika naar de Verenigde Staten.