Goede preek is als passend pak
Onze tijd vraagt om concrete prediking die dicht bij het hart en het leven van de hoorders komt. Dat is natuurlijk in de eerste plaats het werk van de Heilige Geest. Maar ook voorgangers hebben hierin via hun preken een belangrijke rol. Een bekende definitie van preken luidt: het uitleggen en toepassen van Gods Woord. Maar wat is dat eigenlijk: het toepassen van Gods Woord?
Goede prediking is uitleg van het Woord van God met als doel bekering van zondaren en opbouw van gelovigen. Zo’n preek kenmerkt zich door drie elementen: informeren, motiveren en activeren. Een predikant biedt informatie aan, waarmee hij mensen aan het denken wil zetten, zodat ze gemotiveerd raken om iets wel of niet te doen. Ten slotte wil hij hen activeren om die overtuiging om te zetten in woorden of handelingen.
Zo schrijft de Nieuw-Zeelandse theoloog Murray Capill in een studie over de prediking van de bekende puritein Richard Baxter dat hij beoogde dat mensen de waarheid zouden kennen en begrijpen met het verstand, er een indruk van zouden hebben in hun hart, door het geweten, zodat ze er innerlijk door in beweging gebracht worden, door de gevoelens, en besluiten om veranderingen in hun leven te maken, met hun wil. Zo is er een balans tussen hoofd, hart en handen – verstand, geweten, gevoel en wil.
Een goede preek lijkt op een pak. Er zitten geen knopen in de draad: exegetisch klopt het wat er gezegd wordt; er wordt stof van een goede kwaliteit gebruikt: het heeft leerstellige inhoud; het is geweven met een mooi patroon: de preek heeft een duidelijke structuur; ook iemand die geen verstand van kleding heeft, ziet gelijk hoe goed het is: er worden passende illustraties en beelden gebruikt. En toch, daarmee is de kleermaker nog niet klaar. Al heb je goede stof met een mooi patroon en gebruik je goed draad – daarmee heb je nog geen pak. De vraag is: Past het ook? Zoals een pak passend gemaakt moet worden, moet ook de preek op maat gesneden worden, zodat die ‘past’ bij de luisteraars.
Roeping
Omdat er verschillende soorten mensen in de kerk zitten –gelovigen, niet-gelovigen, twijfelaars, zoekers en onverschilligen– moet een predikant deze verschillende categorieën weten aan te spreken. Het is zijn roeping om vanuit elk Bijbelgedeelte de relevantie voor de verschillende hoorders te laten zien. Toepassing is niets anders dan de concretisering van de Bijbelse boodschap op de context en de levenssituatie van de concrete mensen die aan de zorg van de voorganger zijn toevertrouwd.
Zoals een vergrootglas het licht van de zon op een plek concentreert, zo laat de toepassing het licht van Gods Woord op een concrete plaats, persoon of situatie vallen. De Bijbel gaat daarin voor. Neem de geschiedenis van David en Nathan. Nathan vertelt een verhaal – en daar had hij het bij kunnen laten. Hij had de toepassing aan de Heilige Geest kunnen overlaten. Maar hij wijst met zijn vinger naar David: Gij zijt die man!
Om een mogelijk misverstand uit de weg te ruimen: toepassing betekent niet dat het Woord niet in eigen kracht in staat is mensen te bereiken. Immers: „Het Woord van God is levend en krachtig” (Hebr. 4:12). De kracht van het Woord is groter dan onze uitlegging en toepassing.
Dat roept natuurlijk wel de vraag op: Waarom is toepassing dan nodig? Omdat geen twee culturen, situaties, mensen of gemeenten hetzelfde zijn. Het is de taak van dienaren van het Woord om in afhankelijkheid van God, onder de leiding van de Geest te zoeken hoe Zijn boodschap het beste thuisgebracht kan worden bij de luisteraar.
Was de Bijbel helemaal toegespitst op Europeanen uit de middeleeuwen of op mensen in Afrika vandaag, dan zou die voor moderne westerlingen weinig zeggingskracht hebben. Maar nu heeft God een boek gegeven dat geldig is voor iedereen, in alle culturen, onder alle omstandigheden. God geeft Zijn Woord als bron en Zijn Geest als Hulp om de relevantie van dat Woord voor al die verschillende situaties duidelijk te maken.
Uitleggers
Theologisch gezegd: alleen met het Woord komen we er niet. God heeft niet alleen Zijn Woord gegeven, maar ook uitleggers van Zijn Woord. De kamerling had wel het Woord, maar hij begreep het niet (Hand. 8:31). God gaf hem ook een uitlegger, die dat woord verklaarde en toepaste. In de verkondiging van het Evangelie zijn dus drie polen: het Woord, de Geest en de uitlegger die de Geest gebruikt om het Woord in een specifieke situatie uit te leggen.
De toepassing is het persoonlijkste gedeelte uit de preek. Ze richt zich op het hart en leven van de hoorders. Door een goede toepassing voelt de gemeente: God heeft ons, mij op het oog; Hij heeft mij wat te zeggen. Toepassingen verbinden leer en leven. Ze laten vanuit het leven zien dat de leer waar is en andersom; ze laten zien hoe de leer het leven beïnvloedt en vormt. Zo zijn ze van betekenis voor de praktijk van het geloofsleven en dat van alledag.
Zulke toepassingen komen niet uit de lucht vallen. Daar zijn tijd, rust en bezinning voor nodig. Gebed om de leiding en hulp van de Heilige Geest is dan ook van belang in het preekproces. Hij wil helpen om de weg naar het hart van de gemeente te vinden. Preken heeft ook iets van profetie: het juiste woord op het juiste moment tot de juiste persoon spreken. Dat weet de Heilige Geest als geen ander. Hij kent de gemeente; Hij weet wat ze nodig heeft.
Een ander belangrijk facet is het ‘broeden’ op de tekst. Die moet door de predikant heen gaan. Daarbij helpt het als hij zichzelf vragen stelt: Wat roept deze tekst op? Wat doet deze tekst in het licht van mijn leven, de situatie waarin ik op dit moment verkeer? Zo kan de tekst de predikant vermanen, verootmoedigen, beschuldigen, opbeuren of vertroosten. Als dat bij hem gebeurt, kunnen ook anderen zoiets ervaren.
Daarnaast is het van belang dat een predikant helder zicht heeft op zijn hoorders. Wie zijn de luisteraars eigenlijk? Kinderen, jongeren, ouderen? In een gemiddelde gemeente zijn al deze categorieën aanwezig. Is er met regelmaat een boodschap op hun maat gesneden? Ook van belang is inzicht in de context van de mensen voor wie hij spreekt. Is dat een stads- of een dorpsgemeente? Dat maakt verschil.
Inzicht
Ook helpt het de predikant als hij inzicht heeft in de levensomstandigheden van zijn hoorders. Soms kan het hem helpen om tijdens de voorbereiding even te stoppen en een concrete persoon voor zich te nemen: een oudere, een jongere met anorexia, een gemeentelid met een kritische inslag, iemand die pas een geliefde verloren heeft, iemand die burn-out of werkloos; hoe zou hij of zij dit horen? Wat voor vragen zou dit bij hem of haar kunnen oproepen? Wie zo’n potentiële vraag of opmerking meeneemt in de preek, komt dichterbij, waardoor de preek in het leven komt te staan. Daarnaast dient hij inzicht te hebben in de geestelijke toestand van zijn hoorders. Zijn dat gelovigen, nog-niet-gelovigen, onverschilligen of zoekers? Is er misschien veel lauwheid of onverschilligheid? Is er groei en verdieping in het geloofsleven of is er juist verachtering in de genade?
Natuurlijk zijn dit te veel factoren om in elke preek te honoreren, maar de prediking zal aan kracht winnen als deze factoren regelmatig bewust betrokken worden in de voorbereiding.
Alleen een predikant die zijn gemeente kent, die weet heeft van zorgen, vragen, misvattingen, eenzijdigheden en verlangens, kan harten bereiken. Daarom heeft niet alleen de gemeente het pastoraat nodig, de predikant evenzeer. Want: alleen een goede herder kan een goede leraar zijn.