Racisme ligt in Amerika dicht aan de oppervlakte
GREELEYVILLE. Voor de zevende keer op rij ging gisteren in de Amerikaanse staat South Carolina een zwarte kerk in vlammen op. De golf van brandstichtingen van de jaren negentig lijkt helemaal terug. En het laat zien dat racisme in het zuiden van de Verenigde Staten nooit ver weg is.
De beelden van 17 juni liggen de inwoners van Charleston, South Carolina, nog vers in het geheugen. Een 21-jarige blanke man schoot in een zwarte kerk negen mensen dood. Sinds het bloedbad in de Emanuel African Episcopal Church zijn er in de zuidelijke staat zeven gebedshuizen in brand gestoken.
De branden roepen herinneringen op aan de golf van geweld tegen zwarte kerken, halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw. In anderhalf jaar tijd gingen talloze godshuizen in vlammen op. De toenmalige president Bill Clinton reisde destijds persoonlijk naar het dorpje Greeleyville af om te waarschuwen niet af te glijden naar de „donkere dagen van segregatie en lynchpartijen in mijn zuidelijke geboortestreek.” In datzelfde Greeleyville werd gisteren de methodistenkerk Mount Zion in de as gelegd.
De branden staan niet op zichzelf. Ze laten voor de zoveelste keer zien dat racisme in Amerika nog altijd heel dicht onder de oppervlakte zit. Vorig jaar augustus kwam het tot een heftige uitbarsting nadat een blanke agent in Ferguson een zwarte tiener had doodgeschoten. Vergelijkbaar politiegeweld leidde ook in de maanden daarna diverse keren tot rellen.
Onderzoek wees vorig jaar uit dat bijna de helft van alle zwarten in de Verenigde Staten al eens door de (voornamelijk blanke) politie is aangehouden. Onder blanken ligt dat percentage fors lager: 38 procent. Sommige analisten verklaren het verschil door erop te wijzen dat zwarten vaker in een criminele omgeving opgroeien. Maar het lijkt erop dat ordehandhavers zwarten nu eenmaal beter in de gaten houden.
Officieel is de rassensegregatie sinds de jaren zestig verleden tijd in Amerika. Maar in de praktijk zijn de verschillen tussen blank en zwart en het wederzijdse wantrouwen nog altijd levensgroot.
Dat blijkt niet alleen uit politiegeweld of kerkverbrandingen. Ook de recente discussie over het gebruik van de confederale vlag in een aantal zuidelijke staten past in dat plaatje. Die vlag gold tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) als vaandel van de zuidelijke staten die voor de slavernij waren. De vlag wappert openlijk bij het parlementsgebouw in South Carolina. En veel winkels verkopen producten met afbeeldingen van het omstreden dundoek.
Nog openlijker is de aangekondigde demonstratie van de beruchte Ku Klux Klan (KKK), op 18 juli in Columbia, South Carolina. De beweging, herkenbaar aan de gezichtsbedekkende witte kappen, opereerde in het verleden steeds in het geheim. Kruisverbrandingen en moorden op zwarten waren toen aan de orde van de dag. Nu treedt de beweging openlijk naar buiten tijdens een betoging, waarvoor nota bene door de autoriteiten officieel goedkeuring is verleend.