Commentaar: Politiek kan niet zonder achterkamertjes
Terwijl op het Europese toneel zich het grote drama afspeelt van het waarschijnlijke vertrek van Griekenland uit de eurozone, heeft Nederland –op een heel ander niveau– zijn eigen politieke dramaserie, getiteld ”onderhandelingen over het belastingplan”. Daarin gaat het niet om weggelopen Grieken, maar om een mogelijk weglopend D66. Zonder Pechtold en de zijnen kan Rutte immers een groot deel van zijn belastingplan wel vergeten en kan hij zich de moeite besparen de beruchte achterkamertjes te betreden.
Tja, die achterkamertjes. Dat woord heeft onmiskenbaar een negatieve lading. Het wordt vereenzelvigd met stiekem gedoe, handjeklap, gekonkel. Eigenlijk, zo denken velen, zou de politiek geheel zonder achterkamertjes moeten functioneren. In volledige transparantie zouden politieke partijen in openbare debatten in de Tweede Kamer hun argumenten moeten uitwisselen, om zo tot voor iedereen inzichtelijke besluitvorming te komen.
Maar dat is een illusie. Zeker, een belangrijk kenmerk van een democratie is de publieke gedachtewisseling en een zekere transparantie in de besluitvorming. Maar zonder achterkamertjes gaat het niet.
Want wat zíjn die achterkamertjes in wezen? Zij staan voor minimaal vier dingen: vooroverleg, deeloverleg, vertrouwelijkheid en efficiency. Politiek kan niet zonder vooroverleg en deeloverleg. Fracties moeten, voor zij de confrontatie met anderen aangaan, eerst in een vertrouwelijk fractieberaad hun standpunt kunnen bepalen. En wie met vijf of zes partijen onderhandelt, zal regelmatig de behoefte gevoelen om zich even met één of twee van hen terug te trekken, om vervolgens des te meer snelheid te kunnen maken in het plenaire overleg.
Alle verheven theorieën over transparantie ten spijt: het is in de politiek niet anders dan bijvoorbeeld in een gezin. Welke vader die een dagje uit wil, zegt ’s morgen bij het ontbijt, zonder enige voorbereiding, tegen vrouw en kinderen: „Waar zullen we vandaag eens heengaan?” Zoiets leidt ongetwijfeld tot een kakofonie van tegengestelde geluiden en eindigt in het slechtste geval met de conclusie: „Bij zo veel verdeeldheid blijven we maar gewoon thuis.” Veel handiger is het daarom wanneer deze vader vooroverleg voert met zijn vrouw, en zijn gezin daarna of met een voldragen besluit of met slechts enkele opties confronteert. Dat werkt veel beter.
Zo is het ook in de politiek. Kabinetsformaties bijvoorbeeld zijn onmogelijk zonder besloten overleggen en achterkamertjes. Niemand immers, ook een bedrijf of een sportclub niet, legt zijn onderhandelingsbod graag meteen open en bloot op tafel. Hoe een volledig publieke kabinetsformatie geheel uit de hand kan lopen, hebben we in 1977 gezien, toen een tweede kabinet-Den Uyl er dus níét kwam.
Het kabinet-Rutte II bevindt zich, door het ontbreken een meerderheid in de Senaat, bij wijze van spreken in een situatie van permanente kabinetsformatie en moet daardoor eigenlijk doorlopend de achterkamertjes in.
Jammer? Ach, het is niet anders. Het land móét immers bestuurd worden?