Kerk & religie

„Christendom minder gewelddadig dan vaak gedacht”

Christendom en geweld horen niet bij elkaar, vindt prof. dr. H. C. Angenendt. De eerste tien eeuwen van de kerkgeschiedenis hield de kerk zich daar min of meer ook aan, maar daarna ging ze over tot geweld en vervolging van andersdenkenden: katharen, waldenzen, protestanten en heksen.

Jan van Reenen
24 June 2015 15:25Gewijzigd op 15 November 2020 19:57
Prof. dr. Arnold Angenendt. beeld Westfälische Wilhelms-Universität
Prof. dr. Arnold Angenendt. beeld Westfälische Wilhelms-Universität

Het gesprek met de Duitse emeritus hoogleraar van de Westfaalse Wilhelmsuniversiteit in Münster vindt plaats in het gebouw van het priesterseminarie Boromaeum. Dat staat vlak bij de dom en het stadhuis, waar in 1648 de Vrede van Münster werd gesloten.

Angenendt, die op een steenworp afstand van de Nederlandse provincie Limburg opgroeide, noemt zichzelf „een man van de grens.” Hij begint het gesprek in het Limburgs, om even later ongemerkt op het Duits over te schakelen. Aan het einde zingt hij een vers in het Nederlands, dat hij tijdens de oorlog leerde en in het geheim zong. Het slot luidt: „In de heldere maneschijn bombarderen ze Berlijn kort en klein.”

De rooms-katholieke hoogleraar heeft bijzondere herinneringen aan zijn moeder. „Ze zei: „Hitler is tegen de kerk en ik ben tegen Hitler.” Zij heeft me ervoor bewaard om nazi te worden. Ook de pastoor van ons dorp Hommersum heeft me daarvoor bewaard. Hij zei: „Ieder mens is door God geschapen, ook de Russen.””

Liefhebben

Angenendt kwam vorige maand in het nieuws door zijn stelling dat het aantal mensen dat door kruistochten, de inquisitie en heksenverbrandingen is omgekomen veel lager ligt dan algemeen wordt aangenomen. Geloof en geweld – het is een onderwerp dat de 80-jarige kerkhistoricus al jaren bezighoudt. Hij schreef in 2007 een standaardwerk over de geschiedenis van geweld in het christendom.

„Het is een misvatting om te denken dat christendom en geweld samengaan”, zegt hij. „Jezus leerde anders. Hij zei: „Hebt uw vijanden lief, zegen hen die u vervloeken, doe wel degenen die u haten en bid voor degenen die u geweld doen en u vervolgen.” Paulus heeft niet anders gesproken en Jakobus zegt in zijn brief dat het kwaad is om mensen te vervloeken die naar het beeld van God gemaakt zijn.”

In de eerste tien eeuwen van het christendom heeft de kerk zich aan dit uitgangspunt gehouden, aldus Angenendt. Daarbij maakt hij onderscheid tussen wat de kerk deed en hoe christelijke vorsten handelden, soms in naam van God. Zoals Pepijn de Korte, die na de moord op Bonifatius veel mensen liet doden. Of zijn zoon Karel de Grote, die onderdanen onder dwang liet dopen.

Angenendt maakt een kanttekening. „Karel de Grote zei dat mensen die zich niet wilden laten dopen, gedood moesten worden. Maar het is onbekend of dat ook daadwerkelijk gebeurde en hoe vaak dat plaatsvond.”

Hij noemt ook het bloedbad van Verden. Algemeen wordt ervan uit gegaan dat Karel de Grote 4500 gevangengenomen tegenstanders die niet wilden overgaan tot het christelijk geloof, liet onthoofden. Angenendt vermoedt echter dat dit aantal op een vergissing berust. Hij denkt, op grond van eigen nasporingen, dat het om minder dan honderd doden gaat.

Na het jaar 1000 veranderde het christendom echter van gezicht en zette de kerk steeds vaker aan tot geweld, bijvoorbeeld tijdens de kruistochten, de vervolging van katharen, waldenzen en aanhangers van de hervorming, en de heksenprocessen.

Misdadigersorganisatie

Aanleiding voor zijn onderzoek naar de relatie tussen christendom en geweld was een artikel van de Duitse filosoof Herbert Schnädelbach. Die schreef over geweld als de „doodzonde van het christendom.” Angenendt noemt in dat verband ook de Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart, die stelde dat het christendom de grootste „misdadigersorganisatie” ter wereld is.

De Duitse hoogleraar besteedde vijf jaar van zijn leven om alle argumenten voor het gewelddadige karakter van het christendom te ontzenuwen. Daarbij betrok hij alle tot dan toe bekende onderzoeksgegevens. Zijn conclusie is dat het geweld dat het christendom bedreef, gering is in vergelijking met andere religies. „Toen Schnädelbach mijn boek ”Toleranz und Gewalt” gelezen had, schreef hij dat mijn argumenten hem overtuigden.”

Waarom is het jaar 1000 een keerpunt?

„Dan wil ik eerst de kruistochten noemen. In die tijd kwamen er steeds meer regels met betrekking tot reinheid, bijvoorbeeld wat betreft de menstruatie van vrouwen die in de kerk kwamen. Dat waren foute gedachten. Jezus liet zich aanraken door een onreine vrouw. Toen kwam ook de gedachte op dat het Heilige Land, dat bezet was door ongelovigen, onrein zou worden. Dat mocht niet gebeuren en de kerk riep de mensen op tot een kruistocht.

Christenen hebben toen in naam van de kerk bloed vergoten. Overigens minder dan dikwijls wordt aangenomen. Dat de paarden van de overwinnaars in 1099 in Jeruzalem door het bloed moesten waden, is overdreven. Dergelijke uitspraken waren bedoeld om aan te tonen hoe groots de overwinning van de kruisvaarders was.

Het is niet bekend hoeveel doden er in werkelijkheid gevallen zijn; wel dat de christelijke legers in totaal uit ongeveer 120.000 strijders bestonden. Het lijkt me daarom sterk dat er miljoenen gedode tegenstanders waren.

Bij de inname van Jeruzalem waren er bijna geen Joden in de stad. Zij waren tijdig naar Caïro gevlucht. In sommige geschiedenisboeken staat echter dat er tijdens de kruistochten grote aantallen Joden gedood zijn.”

Na het jaar 1000 geloofden volgens Angenendt steeds meer mensen dat God plagen zond vanwege grote zonden en dat heiligschennis bestraft moest worden. De middeleeuwse denker Thomas van Aquino schreef immers: „Als we valsemunters straffen, dan zeker ook vervalsers van het geloof.”

Deze nieuwe opvatting werd in wetten vastgelegd, wat leidde tot de oprichting van geloofsrechtbanken. „Bij de inquisitie gaat het in totaal om ongeveer enkele tienduizenden doodvonnissen, waarvan de helft wegens seksuele misdrijven. De inquisitie in Rome heeft slechts honderd doodvonnissen uitgesproken; die in Spanje duizend. Daarbij moet niet vergeten worden dat niet de kerk, maar de overheid zorgde voor de uitvoering ervan.”

Dan waren er nog de heksenprocessen waaraan de kerk in de middeleeuwen meewerkte. Angenendt haalt een uitspraak aan van Frido Mann, een kleinzoon van de Duitse schrijver Thomas Mann, die stelde dat de kerk met deze processen miljoenen mensen heeft omgebracht.

Het is een feit dat de heksenvervolging tussen 1450 en 1750 velen in Europa in haar greep had, zegt Angenendt. „Het is onbegrijpelijk wat er gebeurd is. Hoe is het mogelijk dat men onschuldige mensen als medewerkers van de duivel veroordeelde? De kerk is ermee begonnen en de overheden hebben meegewerkt. Het gaat echter niet om miljoenen slachtoffers. Volgens studies van de universiteit van Trier zijn er in totaal 50.000 à 60.000 mensen als heks omgebracht, in Duitsland naar schatting 25.000.”

De doden in de godsdienstoorlogen in de zestiende en de zeventiende eeuw, zoals de Dertigjarige Oorlog en de Tachtigjarige Oorlog, rekent de hoogleraar niet bij geweld ten gevolge van het christendom. Daarin spelen niet alleen religieuze oorzaken een rol.

Al met al zijn er volgens de Duitse kerkhistoricus veel minder doden gevallen door ‘christelijk’ geweld dan velen menen. Toch is hij geschrokken van de cijfers. „Deze studie heeft me kritischer gemaakt. Hoe is het mogelijk dat dit allemaal heeft kunnen gebeuren? Jezus zei in de gelijkenis van het onkruid op de akker dat het onkruid niet uitgetrokken mag worden. De tarwe en het onkruid moeten samen groeien, tot de tijd van de oogst, omdat men bij het weghalen van het onkruid mogelijk ook de tarwe zou uittrekken. Het komt ons niet toe mensen te veroordelen om hun geloof.”

Ziet u overeenkomsten tussen geweld in christendom en islam?

„De verschillen zijn groot. Het behoort tot het wezen van het christendom dat de verbreiding ervan niet plaatsvindt door middel van wapens. Dat geldt niet voor de islam. Er staan genoeg teksten in de Koran over het gebruik van geweld en er zijn intussen zo veel verschrikkelijke dingen gebeurd, dat moslims moeten bewijzen dat de islam een vredelievende godsdienst is.

Het is natuurlijk bedroevend wat Islamitische Staat aanricht, maar in het verleden is ook vaak geprobeerd de islam met geweld te verbreiden. Sinds het beleg van Wenen in 1683 is de islam echter steeds aan de verliezende hand geweest. Men kan zich voorstellen dat Iran het militaire evenwicht wil veranderen met het maken van een atoombom.”

Misschien lijkt het geweld van Islamitische Staat wel wat op dat van Karel de Grote.

„Nee, die zijn niet met elkaar te vergelijken. Ook al was het verkeerd wat Karel de Grote deed, hij was toch gebonden aan allerlei wetten; hij kon niet naar willekeur handelen. De blinde woede van zijn vader Pepijn de Korte tegen de Friezen, na de dood van Bonifatius, lijkt er meer op. Maar die gewelddadigheden waren veel kleiner van omvang.”

Angenendt noemt nog meer verschillen tussen het christendom en de islam. „In tegenstelling tot het christendom is het in de islam niet mogelijk deze godsdienst de rug toe te keren. Tot het christendom bekeerde moslims moeten zich dikwijls verborgen houden, of ze moeten door de politie worden beschermd om niet gedood te worden.

Ook hebben moslims geen medelijden met mensen die de profeet belasteren. Laten we niet te veel in onze schulp kruipen als men het christendom gewelddadigheid verwijt. Kennis van de geschiedenis leert ons dat het christendom in vergelijking met de islam weinig geweld gekend heeft.”


Arnold Angenendt

Arnold Angenendt werd geboren op 12 augustus 1934 in het Duitse dorpje Hommersum bij Goch, net over de grens bij het Limburgse Siebengewald. Hij studeerde theologie, geschiedenis en kunstgeschiedenis in Münster, Freiburg en München en werd in 1963 gewijd tot priester in de Rooms-Katholieke Kerk. Na een kort hoogleraarschap in het Canadese Toronto (1975-1976) keerde hij terug naar Duitsland en werd achtereenvolgens hoogleraar in Bochum (kerkgeschiedenis) en Münster (liturgiewetenschap en kerkgeschiedenis). In 1999 ontving hij een eredoctoraat van de universiteit van Lund in Zweden. Na zijn emeritaat in 1999 schreef Angenendt het boek ”Toleranz und Gewalt. Das Christentum zwischen Bibel und Schwert” (”Tolerantie en geweld. Het christendom tussen Bijbel en zwaard”).


„Dodental christelijk geweld valt lager uit”, Reformatorisch Dagblad (20 mei 2015)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer