Nationaal Sjoa Museum in Amsterdam
AMSTERDAM (ANP). In Amsterdam komt een Nationaal Sjoa Museum. Dit nieuwe museum vertelt het verhaal van de uitsluiting, deportatie en moord van de joden in Nederland vlak voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het museum krijgt onderdak in de Hollandsche Schouwburg en de daar tegenovergelegen voormalige Hervormde Kweekschool aan de Plantage Middenlaan, vlakbij dierentuin Artis.
De Hollandsche Schouwburg was ooit een theater, maar werd door de nazi’s gebruikt om ruim 46.000 joodse mannen, vrouwen en kinderen vast te houden en weg te voeren richting de vernietigingskampen. Via de voormalige Kweekschool werden ongeveer 600 kinderen gered en naar relatieve veiligheid gesmokkeld.
Het Sjoa Museum is een initiatief van het Joods Historisch Museum. In ons land wordt nog op geen enkele plek een historisch overzicht van de jodenvervolging gepresenteerd, zei het museum dinsdag. „De afgelopen decennia zijn overal ter wereld, behalve in Nederland, musea en herinneringscentra ingericht die specifiek de geschiedenis van de Sjoa tonen.”
In de eerste fase de komende drie jaar wordt de benedenverdieping van de voormalige Kweekschool opgeknapt en gereedgemaakt voor exposities, kleine presentaties, films, lezingen, theatervoorstellingen en evenementen. Naast de holocaust komen hier ook onderwerpen als genocide en antisemitisme aan bod. De ruimte opent 27 januari met een tentoonstelling van schilderijen van Jeroen Krabbé.
In de tweede fase vanaf 2018 wordt het pand grondig ingericht als Nationaal Sjoa Museum. De realisatie van het museum kost 21 miljoen euro. Daarvan is nu 2 miljoen euro binnen. Voor de rest van het bedrag worden de komende jaren donateurs gezocht.
Het museum krijgt de steun van het stadsbestuur, dat het schoolgebouw ter beschikking heeft gesteld. „Laat er geen twijfel over bestaan dat het goed is dat we dit krijgen”, zei burgemeester Eberhard van der Laan. „Weinig steden kennen zo’n dramatisch hoog percentage gedeporteerden als Amsterdam.” De stad kende voor de oorlog 80.000 joden, die ruim 11 procent van de bevolking uitmaakten.