Commentaar: Zwarte kerkgangers Charleston houden spiegel voor
Er gebeuren soms dingen in een mensenleven die zulke diepe sporen trekken dat ze nooit meer vergeten worden. Een sprekend voorbeeld daarvan is de moord die Dylann Roof vorige week pleegde op negen mensen in de Emanuel African Methodist Episcopal Church in de Amerikaanse stad Charleston. Gedreven door racistische motieven schoot Roof negen mensen dood vanwege hun zwarte huidskleur.
Het is onmogelijk dat ooggetuigen en nabestaanden deze afschuwelijke daad ooit uit hun geheugen kunnen wissen. Zij hebben levenslang. Voortaan loopt er een diepe scheidslijn door hun levensgeschiedenis: voor en na de moordaanslag.
Het is –menselijk gezien– voor de omstanders even onmogelijk om de dader deze gruwelijke daad te vergeven. Het onpeilbare leed zal, normaal gesproken, zich niet alleen uiten in duizenden tranen maar ook in bijna onbeheersbare wraakgevoelens. Hoe menselijk is dat ook. Het zal je maar gebeuren dat een geliefde door de kogelregen van een racist in een ogenblik tijds wordt weggemaaid. De pleger van de aanslag gun je geen minuut langer het leven of geluk.
Toch gebeurde er vorige week een wonder. Voor het oog van de vele camera’s die bij de kerk in Charleston waren opgesteld lieten leden van de getroffen gemeente weten Dylann Roof zijn misdaad te vergeven. Hun christelijke overtuiging bracht hen tot deze bovenmenselijke daad. „We kunnen niet anders dan ook deze vijand liefhebben”, zei een van de kerkleden. „Christus zegt dat we moeten zegenen die ons vervloeken en Hij deed dat Zelf ook.”
De kerkvader Augustinus heeft gezegd: „Er bestaat geen groter aalmoes, dan van harte zijn naaste te vergeven.” Bijbels gezien is het geven van aalmoezen niet alleen een weldaad maar ook een genadedaad. Het is een gift die geschonken wordt aan iemand die in nood verkeert maar die het geschenk niet heeft verdiend. Dat laatste geldt zeker voor Dylann Roof. Hij verdient straf en zal die ook moeten krijgen. Het recht moet zijn loop hebben.
Maar het geven van aalmoezen is ook een genadedaad. De schenker heeft van nature het egoïsme in zijn genen, maar heeft door genade geleerd anderen iets groots te bieden. Dat mensen zo kort na de gruweldaad de moordenaar van hun geliefde kunnen vergeven, is een bijzonder geschenk.
Opvallend is dat dergelijke woorden van vergeving in de loop van de tijd vooral gesproken zijn door mensen die het in eigen leven of in de geschiedenis van hun groep zwaar te verduren hebben gehad. De voorbeelden liggen voor het oprapen: vervolgde christenen zowel in de Vroege Kerk als in de 20e eeuw, Joden en de zwarte bevolking van de VS.
Natuurlijk zijn er ook onder deze groepen die zich heel anders opstelden. Daar kunnen goede redenen voor zijn. Daadwerkelijke vergeving hoort verbonden te zijn aan berouw van de dader. Als dat ontbreekt, is vergevingsgezindheid des te meer een uiting van een hoge morele standaard, die vaak geworteld is in religieuze overtuiging. De zwarte kerkgangers van Charleston houden daarmee velen –zowel christenen als niet-christenen– die al bij een kleine tegenslag vol wrok zitten, een spiegel voor.