Opinie

Formuliergebed hulp bij leren bidden

Het is niet eenvoudig om over het gebed te schrijven. Het is immers een gevoelig onderwerp: niets is zo persoonlijk als wanneer wij onze vragen, noden en schuld en redenen tot dankzegging voor God neerleggen. Een belangrijke vraag daarbij is: mag je gebruikmaken van een formuliergebed, of is alleen het ”vrije” gebed een echt gebed?

prof. dr. A. Baars

20 June 2015 12:31Gewijzigd op 15 November 2020 19:51
beeld iStock
beeld iStock

Over die vraag is in de loop van de tijd verschillend gedacht. Uiteraard zal niemand zeggen dat je helemaal geen formuliergebeden mag gebruiken. De Heere Jezus is ons daarin voorgegaan. Hij heeft ons het allervolmaaktste gebed op de lippen gelegd: het Onze Vader. Bovendien bidt Hij in het uur van Zijn sterven verschillende woorden die ontleend zijn aan het oude Psalmboek. Het bekendst is de roep uit de diepte: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!” (Matth. 27:46; Ps. 22:2). Maar ook het laatste kruiswoord herinnert aan het Joodse avondgebed: „Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest!” (Luk. 23: 46; Ps. 31:6).

Trouwens, de meeste lezers zullen hun eerste gebed als kind van moeder of vader geleerd hebben. De regels van onze kindergebeden gaan vaak tot op hoge leeftijd met ons mee. Niettemin zijn vooral ook in protestantse kring ook wel andere geluiden te horen. Zo brak de Reformatie met het kerklatijn en het prevelen van vaste gebedsformules als het ”Ave Maria” of het ”Pater noster”. De Reformatie gaf niet alleen de Bijbel aan de mensen in hun eigen taal, maar leerde hun ook bidden in de begrijpelijke woorden van de landstaal.

Puritanisme

In dat opzicht verwondert het niet dat in de reformatorische traditie doorgaans een voorkeur is uitgesproken voor het ”vrije” gebed. Bidden is immers het uitstorten van het hart voor God. Vooral het Engelse puritanisme heeft dit accent sterk onderstreept. Rond de helft van de 16e eeuw komt het puritanisme op in de Kerk van Engeland. Deze beweging wil de kerk verder zuiveren van alle ”roomse smetten”. Aanvankelijk gaat het daarbij vooral om de liturgie: men wil af van allerlei rituelen tijdens de dienst, zoals knielen, het aansteken van kaarsen enzovoorts.

Een belangrijke steen des aanstoots voor de puriteinen zijn echter ook de voorgeschreven gebeden in ”The Book of Common Prayer”. Dit kerkboek in de volkstaal is ingevoerd door koning Hendrik VIII, als hij in de eerste helft van de 16e eeuw de Kerk van Engeland losmaakt van de Kerk van Rome. ”The Book of Common Prayer” bevat allerlei gebeden voor de eredienst, maar ook meer persoonlijk getinte morgen- en avondgebeden.

De puriteinen zijn van mening dat een dergelijk gebedenboek de vrijheid van de Geest aan banden legt. Hij is het immers Die leert bidden. Daarom is een echt gebed vrij van alle formulierendwang. De Geest geeft immers te spreken zoals het Hem behaagt.

Dat is ook de reden waarom de puriteinen in het algemeen grote bezwaren hebben tegen het gebruik van liturgische formulieren, zoals wij die in de Nederlandse traditie wel kennen. De bezwaren die ds. Jacobus Koelman (1632-1695) tegen de formulieren had, zijn ook alleen maar te begrijpen wanneer we in rekening brengen hoe diepgaand hij door het puritanisme is beïnvloed en hoeveel puriteinse werken hij in het Nederlands heeft vertaald.

Kerkboek

Toch zijn er ook in de gereformeerde traditie genoeg voorbeelden van gebedenboeken – zelfs in puriteinse kring. Ik beperk me nu tot de gebeden die achter in veel Nederlandse kerkbijbels te vinden zijn, vóór de liturgische formulieren. Het gaat om gebeden om te gebruiken in de eredienst, maar ook om gebeden voor en na het eten, een avondgebed, gebeden in dagen van ziekte en gebeden voor kerkelijke vergaderingen.

Ik vermoed dat deze gebeden weinig worden gebruikt en daarom ook grotendeels onbekend zijn. Toch is het goed om er van tijd tot tijd een blik in te slaan en onze persoonlijke of ambtelijke gebeden ernaast te leggen. Hier klinken namelijk de diepe en brede tonen door van wat de kerk van de Reformatie uit de Schrift heeft opgevangen met betrekking tot het gebedsonderwijs.

De geschiedenis van dit gedeelte van ons kerkboek is redelijk ingewikkeld. Maar een paar lijnen zijn wel te trekken. In de tijd van de Reformatie verschijnt een ware stortvloed aan catechismi. Verschillende daarvan bevatten aan het einde daarvan ook een aantal gebeden voor verschillende gelegenheden. Daarnaast verschijnen in dezelfde tijd ook verschillende orden van dienst, onder andere de orde van dienst die Calvijn heeft samengesteld voor de kerk van Genève (1542). Deze orde van dienst wordt later achter de Geneefse psalmberijming opgenomen en zo ontstaat het kerkboek van Genève.

In het Geneefse psalmboek staan onmiddellijk achter de psalmen een aantal gebeden die in feite een catechetische functie hebben. Zij bevatten aanwijzingen hoe men zowel tijdens de eredienst, als in huiselijke kring, als persoonlijk kan (leren) bidden. Dit Geneefse kerkboek heeft model gestaan voor het kerkboek van Heidelberg, dat bewerkt is door Caspar Olevianus. Uiteraard werd daarin ook de Heidelbergse Catechismus afgedrukt.

Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog ontstaat er in Heidelberg een Nederlandstalige vluchtelingengemeente, waar Petrus Datheen enige tijd heeft gewerkt. Zoals bekend berijmt hij de psalmen in het Nederlands. Ook vertaalt en bewerkt hij de Heidelbergse Catechismus en de liturgische geschriften van Heidelberg ten dienste van de Nederlandse lezers van die tijd. In de loop van de eeuwen zijn de taal en de stijl uiteraard aangepast. Maar in principe stammen de gebeden en de formulieren in onze kerkbijbels uit het kerkboek van Datheen.

Ootmoed

Wat bij het lezen en herlezen van deze gebeden telkens weer opvalt, is dat zij doorgaans tonen van diepe ootmoed aanslaan. Het ”gebed des zondag voor de predikatie” begint als volgt: „O eeuwige God en allergenadigste Vader, wij verootmoedigen onszelf uit de grond des harten voor Uw hoge majesteit, tegen welke wij zo menigmaal en zo gruwelijk gezondigd hebben en bekennen dat (zo Gij met ons in het gericht wilt gaan) wij niet anders dan de eeuwige dood verdiend hebben. Want behalve dat wij allen door de erfzonde voor u onrein en kinderen des toorns zijn, ontvangen uit zondig zaad en in ongerechtigheid geboren waaraan allerhande boze lusten, tegen U en onze naaste strijdende, in ons wonen, zo hebben wij nog bovendien met de daad Uw geboden menigmaal en zonder ophouden overtreden, nalatende wat Gij ons geboden had en doende wat ons klaarlijk verboden was.”

Vergelijkbare woorden treffen we aan in het gebed voor alle nood der christenheid, waarin ook uitdrukkingen voorkomen die herinneren aan een van de oudste liturgische gebeden, vermoedelijk ontstaan rond 100 na Christus: „Almachtige, barmhartige God, wij bekennen bij onszelf en belijden voor U, gelijk het de waarheid is dat wij niet waardig zijn onze ogen op te slaan ten hemel, en ons gebed voor te brengen, indien Gij aanzien wilt onze verdiensten en waardigheid.” Zijn we dergelijke klanken vandaag niet al te zeer verleerd?

Leren bidden

Dergelijke zinnen zouden gemakkelijk met andere vermeerderd kunnen worden. Maar laten we teruggaan naar de beginvraag: mogen we formuliergebeden gebruiken? Leggen we zo de Geest niet aan banden? Dat hoeft helemaal niet. Het lezen van gebeden kan ons helpen om te leren bidden (Rom. 8:26). Bovendien kan het soms een zegen zijn wanneer je als ambtsdager veel gebeden hebt, dat je een vertrouwd gebed mag nabidden. Ook daarin kan de Geest meekomen!

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer