Hogere btw? Jammer voor gepensioneerden
DEN HAAG. Het kabinet wil de lasten op arbeid verlagen door tegelijk voor veel producten en diensten de btw te verhogen. Dat is slecht nieuws voor de leveranciers hiervan. Hun verzet klinkt dan ook luid. Maar ook voor lagere inkomens, vermogenden en gepensioneerden is zo’n verschuiving niet altijd voordelig.
De wens om de btw te verhogen in ruil voor een extra lastenverlaging op arbeid –boven op de lastenverlaging die het kabinet uit ‘meevallers’ wil betalen– komt niet uit de lucht vallen. De laatste jaren groeide de consensus dat zo’n verschuiving positief is voor de economie en het aantal banen.
Maar een btw-verhoging ligt bij burgers gevoelig; veel wordt immers duurder. En dat weten ze in Den Haag maar al te goed. Toen in 2011 toenmalig staatssecretaris Weekers (VVD) voorstelde om de inkomstenbelasting te verlagen in ruil voor een hoger btw-tarief, vielen binnen 24 uur zélfs zijn coalitiepartners hem af. Zo’n ordinaire „winkelwagenbelasting” kon echt niet.
Niet zonder reden houdt de coalitie voedingsmiddelen nu zorgvuldig buiten haar plan. Verder wil zij voor alle producten en diensten waarvoor nu het lage btw-tarief geldt, het standaard-tarief van 21 procent berekenen.
Volgens het kabinet én fiscalisten is een belasting op consumptie (btw) minder „verstorend” dan een belasting op arbeid. Die laatste maakt arbeid immers duurder en dat kost banen. Ook is nu vaak onduidelijk waarom voor het ene product wél en voor het andere weer geen laag tarief geldt. „Waarom dragen we meer belasting af op de computer waar de kinderen hun huiswerk op maken, dan op hun ritje in de botsautootjes?” stelde het kabinet vorig jaar.
Toch is het opvallend dat júíst een coalitie met daarin de PvdA met plannen komt om de btw te verhogen. Niet alleen omdat de sociaaldemocraten zich in 2012 nog fel verzetten tegen de btw-verhoging (in crisistijd) van 19 naar 21 procent. Maar vooral omdat, in de woorden van de Groningse hoogleraar economie Flip de Kam, een btw-verhoging in ruil voor lagere lasten op arbeid vooral „past in het straatje van rechts.”
Dat komt volgens hem omdat een verhoging van de btw voor lagere inkomens veel meer impact heeft dan voor huishoudens met een grotere beurs. Zo becijferde De Kam dat de onderste 20 procent huishoudens op de inkomensladder een kwart van het bruto-inkomen aan btw betaalt. Bij de 10 procent rijkste huishoudens is dat slechts 6 procent. Dat grote verschil wordt veroorzaakt doordat lagere inkomens een groter deel van hun inkomen besteden. Sparen, laat staan beleggen, kunnen zij vaak niet.
Waar de inkomstenbelasting volgens De Kam dus progressief is –hogere inkomens betalen een hoger percentage belasting– geldt voor de btw dus het omgekeerde: juist de laagste inkomens kennen de hoogste btw-lastendruk. Een verschuiving van mínder inkomstenbelasting naar méér btw maakt daarmee volgens De Kam het gehele belastingstelsel minder progressief en dus minder herverdelend van rijk naar arm.
Nu kan en zal het kabinet de schade aan de onderkant met koopkrachtreparaties heus wel herstellen, maar toch kan ‘zijn’ partij –De Kam was ooit PvdA-Kamerlid– de btw hierom maar beter „met rust laten”, stelt hij.
Maar niet alleen voor lagere inkomens heeft een verschuiving van de inkomstenbelasting naar de btw gevolgen. Ook voor gepensioneerden, vermogenden en uitkeringsgerechtigden kunnen er negatieve effecten aan verbonden zijn. Zij moeten immers wel veel producten in de winkel tegen een hoger tarief afrekenen, maar profiteren niet mee als de lastenverlaging voornamelijk –bijvoorbeeld via een verhoging van de arbeidskorting– gericht is op werkenden.
Dat de coalitie, mocht voor deze invulling worden gekozen, ook hier alle koopkrachtnadelen zal willen herstellen, lijkt de vraag. De crux is dat een verschuiving van de inkomstenbelasting naar de btw vooral extra banen oplevert, wanneer alle 17 miljoen inwoners van Nederland de btw-verhoging voelen, maar de opbrengst voornamelijk bij werkenden terechtkomt.
Voor weinig geldt hier het hoogste tarief
Vergeleken met het buitenland zijn in Nederland veel producten uitgezonderd van het standaard btw-tarief. Voor slechts een kwart van alle aankopen geldt dit hoge tarief van 21 procent. De rest wordt afgerekend tegen het lagere tarief van 6 procent of is geheel vrijgesteld van btw. Hoewel slechts een kwart van de aankopen in het hoge tarief valt, zijn deze uitgaven wel goed voor bijna de helft van de totale btw-inkomsten. Door alle producten die nu in het lage tarief vallen (uitgezonderd levensmiddelen) te verhuizen naar het hoge tarief, krijgt het kabinet 6,7 miljard euro in handen voor lagere lasten op arbeid.