Kerken en scholen bezinnen zich op wijziging Wet Gelijke Behandeling
HARDINXVELD. Ken je personeel; weet wat er speelt. Dat is voor besturen en directies van scholen en andere instellingen uiterst belangrijk. Die boodschap gaf VGS-medewerker mr. J. G. Macdaniel donderdagmiddag in Hardinxveld-Giessendam mee tijdens een symposium van de organisatie over de wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) per 1 juli.
Uit deze wet is de enkelefeitconstructie geschrapt, die bepaalde dat scholen of instellingen niet iemand mogen ontslaan of weigeren op basis van het enkele feit van bijvoorbeeld seksuele oriëntatie, ras of geslacht, maar in sommige gevallen wel vanwege „bijkomende omstandigheden.” Voor instellingen op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag is er –vanwege de vrijheid van godsdienst en de scheiding tussen kerk en staat– een uitzonderingspositie gebleven, zij het dat die is aangepast.
In hoeverre kunnen deze instellingen nog van hun personeel bepaald gedrag eisen, ook in hun vrije tijd? „Het staat onder druk; mensen stellen er vragen bij”, signaleerde Macdaniel. „Die vraagtekens worden soms ook binnen het personeelsbestand zelf geplaatst.”
De VGS heeft altijd gezegd dat het enkele feit niet bestond, stelde Macdaniel. „Als iemand bijvoorbeeld ongehuwd gaat samenwonen –wat volgens de wet als enkele feit geen aanleiding mag zijn voor ontslag–, is er meer veranderd in iemands leven en denkwijze, zodat iemand niet meer bij de grondslag past. Het blijkt gemakkelijker om tegenstrijdige dingen te combineren.”
Het is van belang dat scholen op tijd met mensen in gesprek gaan, beklemtoonde de VGS-medewerker. „Als u het gesprek pas begint op het moment van het ongehuwd samenwonen, laadt u de verdenking op u dat u discrimineert.”
De schoolleiding zou veel eerder in de gaten moeten hebben dat iemands denken en leven verandert. Vervolgens moet tijdig, zorgvuldig, consequent en consistent worden gehandeld.
In grote organisaties kan het lastig zijn ontwikkelingen bij personeelsleden tijdig in het vizier te krijgen. Dan is een goede rapportage door het middenmanagement aan het college van bestuur van belang. De verhouding tot de identiteit moet in het functioneringsgesprek en ook tussentijds aan de orde komen, zei Macdaniel.
Aanwezige schoolleiders noemden het lastig wanneer moet worden ingegrepen. „Mensen ontwikkelen zich vaak geleidelijk.” Soms wordt in goede gesprekken duidelijk dat het personeelslid beter kan vertrekken. Andere keren wordt iemand met buitengewoon verlof gestuurd. Scholen moeten zich er volgens CDA-senator prof. dr. S. Ch. van Bijsterveld echter op bezinnen hoe ze omgaan met medewerkers die ondanks hun verandering in leer en leven toch willen blijven.
Van Bijsterveld –bijzonder hoogleraar religie, rechtsstaat en samenleving– stelde dat er in de feitelijke situatie niet zo veel verandert door de wetswijziging per 1 juli. „Niet te bang zijn en niet onnodig koudwatervrees hebben”, was haar advies. Ze voorzag wel dat bij een algehele herziening van de Algemene wet gelijke behandeling de uitzonderingsbepaling voor kerken „een prangend punt” kan worden.
Ook VGS-medewerker mr. J. W. Voorwinden wees erop dat die bepaling bij de huidige wetswijziging volgens de memorie van toelichting „vooralsnog” ongemoeid is gelaten. De vraag blijft daarom hoe dit in de toekomst zal zijn.
De uitzonderingspositie geldt ook niet bij bepaalde gevallen waarin wordt deelgenomen aan het maatschappelijk leven, bijvoorbeeld door breed te adverteren met de verhuur van zaalruimte. Dan gelden de AWGB-bepalingen die het maken van onderscheid verbieden wel.
Macdaniel wees erop dat inspanningen van scholen of kerkelijke instellingen om de gewenste situatie te handhaven, in het licht staan van Psalm 127: „Zo de Heere de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.”