Janne IJmker zet lezer met nieuwe roman actuele vraagstukken voor
Voor een boek van Janne IJmker ga ik zitten. Het is spannend om haar te volgen sinds haar debuut ”Achtendertig nachten” en het vervolg ”Afscheid van een engel”. De auteur vertrekt vanuit de historie en bouwt een fictief verhaal rond een historische kern op. Dat is kenmerkend voor haar proza tot nu toe.
Ook in haar nieuwe boek ”Wij hadden het leven lief” herhaalt ze deze werkwijze en plaatst ze een onbekend stukje Nederlandse geschiedenis uit de Tweede Wereldoorlog in het daglicht. Opnieuw zet ze de lezer een kluif aan actuele vraagstukken voor.
De structuur van IJmkers roman is opvallend. Er zijn drie soorten hoofdstukken, getiteld: ”Notities”, ”Tape” en ”Brieven”. De hoofdstukken ”Notities” laten de ik-figuur Josje als schrijfster zien. Haar moeder Riekie is opgegroeid naast een van de achttien Joodse werkkampen in Drenthe, genaamd Werkkamp Kremboong. De schrijfster Josje wil graag weten wat de herinneringen van haar moeder en anderen zijn aan die tijd. Daarnaast leest ze veel literatuur over de oorlog en vooral over het vraagstuk van de Jodenvernietiging en de houding van de mensen in die tijd.
In de hoofdstukken getiteld ”De tape” vertelt Riekie, Josjes moeder, hoe ze haar jeugd beleefde, over de relatie met haar eigen moeder en vader en hoe ze Samuël, een man uit het Joodse werkkamp, ontmoette.
Ten slotte zijn er de brievenhoofdstukken waarin de Joodse Samuël zich richt tot zijn vrouw Sarah en haar vertelt over het leven in het werkkamp. Hieruit blijkt een ontroerende liefde en hoop tot op het laatste moment. Die hoop vervloog nadat bleek dat beloofde gezinshereniging uitliep op een vernietigende reis naar een concentratiekamp.
Onverteerbare vragen
Het thema van ”Wij hadden het leven lief” is actueel. In dit herdenkingsjaar zijn er heel wat publicaties die de Tweede Wereldoorlog en alle daarbijkomende vraagstukken onder de aandacht brengen. Ook die onverteerbare vragen krijgen we weer in het gezicht gesmeten: Waarom overleefden bijna alle Deense Joden en vonden die na de oorlog hun bezittingen onaangeroerd terug, terwijl hier 75 procent van de Joodse inwoners het niet overleefde en de overlevenden vaak berooid terugkeerden? De Nederlander in optima forma. Waarom zou ik iemand helpen als ik er zelf niet beter van word? Of ligt het anders?
Als de auteur de vraag oproept hoe de Bijbeltekst „Nooit heb ik een rechtvaardige gezien die in de steek werd gelaten en wiens kinderen om brood moesten bedelen” verklaard moet worden in het licht van Auschwitz, wordt het stil. Wie is in staat hier antwoord op te geven? Het is zo mooi dat ze dan als voorbeeld de film ”The Quarrel” noemt, waarin een niet-gelovige en een gelovige Jood elkaar met argumenten voor en tegen God om de oren slaan om ten slotte te eindigen in een chassidische dans waarbij ze de handen omhoogheffen. Dat gebaar houdt geen antwoord in, maar laat wel een richting zien. En dat is voldoende.
Identiteit
Toch is het niet de enige vraag die de schrijfster oproept. Ze is een auteur die het thema identiteit driedimensionaal belicht. Niet alleen die van de Joodse dwangarbeider, maar ook van het kind ten opzichte van de moeder. Van IJmkers eerdere roman ”Achtendertig nachten” is vooral Elsjen me bijgebleven, die zo weinig vrijheid en mogelijkheden ontving om eigen wegen in te slaan dat het wel fout moest gaan in haar leven. En dat bij zo veel onrechtvaardigheid haar oma zich fier overeind houdt op haar sterfbed en beweert: „Ik kan me verantwoorden. Ik kan God recht in de ogen kijken.” Dit thema is weer opnieuw aanwezig in IJmkers nieuwe boek.
De relatie tussen Riekie en haar moeder is moeizaam. Riekie wil niets liever dan naar school, terwijl haar moeder haar vaak thuishoudt om het huishouden op zich te nemen. De moeder is zwanger en eerdere miskramen dwingen haar tot rust. Haar introverte natuur geeft haar dochter hierover verder geen uitleg, begrip moet van één kant komen. De moeder ziet Riekie als haar eigen verlengstuk. De vader is een zachtaardige man die veel opmerkt en naar Riekies eigen stem en verlangens luistert.
Ook de Joodse Samuël herkent de vragen van Riekie als zij haar hart bij hem uitstort. Hij houdt haar een Simsonachtig raadsel voor en laat haar zien dat zij zich „niet moet laten inmetselen.” Dat ze haar innerlijke vrijheid moet zien te behouden. En dat ze haar eigen keuzes mag maken en mensen mag helpen, ook al is het maar door wekelijks zijn zwart geworden zakdoek weer wit te maken.
Mistwolk
De structuur van het boek is merkwaardig, het leest in het begin onwennig. Een roman die een historische achtergrond heeft en de vergeten werkkampen in Drenthe belicht, vervult de lezer met plaatsvervangende schaamte. De rol van de fictieve schrijversfiguur lijkt steeds meer die van de echte schrijver Janne IJmker, die ons door middel van haar eigen historie een spiegel voorhoudt.
Dan hoort de lezer de moeder, die praat terwijl de band draait. Net als je verwacht de ‘echte’ waarheid te achterhalen, word je op het laatst met een waarheid als een mistwolk achtergelaten. De auteur is in staat de lezer in de greep te houden. Ze maakt van de verschillende figuren echte mensen. Ik leg het boek niet weg voordat het uit is. De romanfiguren komen naast je te staan en stellen je vragen. Het antwoord is er niet een van een onbedacht moment.
Boekgegevens
Wij hadden het leven lief, Janne IJmker; uitg. Brevier, Kampen, 2015; ISBN 978 94 9158 370 4; 255 blz.; € 17,90.