LEI: Basisvergoeding nodig voor landbouwmilieubeleid
Boeren moeten voor programma’s op basis van het (Europese) landbouwmilieubeleid een basisvergoeding krijgen. Tot die conclusie komt het Landbouw-Economisch Instituut (LEI).
Uit onderzoek is gebleken dat melkveehouders in Nederland wat betreft die vergoedingen „fors achterblijven” bij hun collega’s in Duitsland, Groot-Brittannië en Denemarken.
Het LEI presenteerde dinsdag de resultaten van het onderzoek, waarin in opdracht van het ministerie van Landbouw en het Natuurplanbureau het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie is bekeken. In algemene zin is het instituut positief over dat beleid, omdat het ruimte geeft rekening te houden met eisen op het gebied van landschap en natuur.
In het onderzoek zijn agrarische bedrijven in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië en Denemarken met elkaar vergeleken. Daarbij is met name gekeken naar de vergoedingen die specifiek voor natuur- en milieuprogramma’s in de landbouw op basis van het GLB worden uitgekeerd. Uit die vergelijking bleek dat deelnemende Nederlandse melkveehouders per kilo geproduceerde melk een halve eurocent vergoeding krijgen, terwijl veeboeren in het westen van Engeland bijna 2 eurocent ontvangen. De relatief hoge melkproductie per hectare (natuur) is hier volgens de LEI-onderzoekers de oorzaak van.
Volgens het LEI zou er daarom een basisvergoeding in het landbouwmilieubeleid opgenomen moeten worden, „met eenvoudige eisen waaraan veel agrariërs kunnen voldoen.” Ook moet de buitenwacht beter kunnen zien welke natuur- en landschapsmaatregelen de boeren nemen in het kader van het GLB.
Om een breed draagvlak te creëren voor de GLB-programma’s moeten ook andere organisaties als natuur-, milieu- en toeristische organisaties en bijvoorbeeld waterleidingmaatschappijen bij de projecten betrokken worden. Op die manier wordt „het draagvlak voor toekomstige uitgaven voor het landbouwbeleid” vergroot, aldus het LEI.