CIS en TUA organiseren symposium over gesprek tussen joden en christenen
APELDOORN. Hoe kan de ontmoeting met God plaatsvinden nu de tempel er niet meer is? Over die vraag gaat het in het boek ”Hoe zullen we Hem ontmoeten? Joden en christenen in gesprek over het verlies van de tempel”. Maandag werd er aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) een symposium aan gewijd.
De tempel in Jeruzalem vormde het kloppende hart van het joodse geloof. Toen de tempel werd verwoest, werd er een groot gat geslagen in de geschiedenis van Israël, stelde dr. H. G. L. Peels, rector van de TUA, gisteren. Evenwel: „De tempel is verdwenen, maar het diepe verlangen God te ontmoeten is gebleven. Dat diepe verlangen Israëls God te ontmoeten hebben joden en christenen gemeenschappelijk.”
Het boek ”Hoe zullen we Hem ontmoeten?” –onder redactie van rabbijn Shlomo Tucker, rector van een rabbijnenopleiding in Jeruzalem, en dr. M. C. Mulder, directeur van het Centrum voor Israëlstudies (CIS)– getuigt van „het gemeenschappelijke Godsverlangen van joden en christenen en het gezamenlijk verwerken van het gapende gat in Israëls geschiedenis.” De bundel is een weerslag van ontmoetingen tussen joden en christenen die het CIS organiseerde. Behalve artikelen van joodse en christelijke zijde over de blijvende betekenis van de tempel bevat het boek een bezinning op een „echte dialoog tussen joden en christenen.”
Oudtestamenticus dr. Peels vertelde dat judaïca aan de Apeldoornse universiteit een verplicht vak is. Alle TUA-studenten maken ook een keer een georganiseerde studiereis naar Israël, waarbij ontmoeting met het jodendom centraal staat. In het theologisch onderwijs aan de TUA wordt zowel de vervangingstheologie –die stelt dat de kerk in plaats van Israël is gekomen– als de tweewegenleer –zowel het christendom als het jodendom is een verlossingsreligie– verworpen.
Uit het gepresenteerde boek blijken wel de verschillen tussen joden en christenen, zei dr. Peels. Hoewel Joden volgens hem focussen op de heiliging en christenen steunen op Christus’ aangebrachte verzoening, blijkt er toch een gemeenschappelijk verlangen naar de Heilige Schrift te bestaan.
Psalm 150
Rabbijn Shlomo Tucker, rector van het Jeruzalemse Schlechterinstituut, legde uit wat hij onder dialoog verstaat. Voordat hij aan zijn toespraak begon, wilde hij kwijt hoezeer het zingen van Psalm 150 hem had geraakt.
Volgens Tucker is het kenmerk van „de dialoog” dat de partners elkaars anders-zijn respecteren. De voornaamste redenen die hem dreven om in dialoog te gaan met christenen waren „nieuwsgierigheid naar het andere en de wens om de waarheid te ontdekken.” Omdat veelkleurigheid bij de schepping hoort, is diversiteit door „de Eeuwige” gewild en gezegend, stelde de rabbijn. „De dialoog wordt verwoest wanneer de gesprekspartners elkaar tot hun eigen standpunt willen overhalen.”
Dat er in het jodendom meerdere, soms onderling strijdige, opvattingen naast elkaar bestaan, illustreerde Tucker met een voorbeeld uit de Talmoed. „De Palestijnse en de Babylonische tradities verschillen onderling, maar zijn toch in de Talmoed samengekomen.” Hij citeerde een passage over de diepgaande verschillen tussen de scholen van rabbi Hillel en die van Shammai, maar stelde met een andere passage (Eruvin 13b) dat „de woorden van zowel die ene als die andere beide de woorden van de levende God zijn.”
Volgens Tucker worden de tegenstellingen overbrugd door deze met Prediker 12:11 te vergelijken. „De woorden der wijze zijn als prikkelen en nagelen” – maar omdat ze afkomstig zijn van een „enige Herder” kunnen ze naast elkaar blijven staan.