Het 14–jarige slachtoffer, Varscha Mohansingh, werd maandag 23 september 2002 dood gevonden in het bad in haar ouderlijke woning in Wildervank. Sectie wees uit dat ze door geweld om het leven was gekomen. In december van dat jaar hield de politie huisvriend J. van de familie aan, maar stelde hem na enige tijd weer op vrije voeten wegens gebrek aan bewijs.

Later pakte de politie J. weer op, nadat nieuw DNA–bewijs was verzameld en geanalyseerd. J. zei niets met de dood van het meisje van doen te hebben: het meisje zou van de trap gevallen zijn. Vervolgens zou hij het slachtoffer in paniek in de badkuip hebben gelegd. Uit onderzoek zou blijken dat een val niet de verwondingen veroorzaakte die het meisje fataal werden.

De verdachte beweerde eerder dat hij tijdens verhoren onder grote druk is gezet. „Ze vertelden me dat ik levenslang zou kunnen krijgen." Justitie verwees deze aantijging naar het rijk der fabelen.

Met de zitting op komst maakte advocaat H. Klopstra eerder deze maand bekend dat zijn cliënt tijdens de verhoorperiode niet alleen onder druk gezet, maar ook mishandeld zou zijn. Een politieman zou althans een krassende beweging hebben gemaakt richting zijn cliënt, mogelijk om te laten zien hoe DNA–materiaal van het meisje onder de nagels van de verdachte kwam. Die zou zijn raadsman gewezen hebben op een bloedende wond. De verhoren zijn vastgelegd op videobanden.

Klopstra diende maandag een klacht in bij het OM en bij de korpschef van de Groningse politie. „Het uitoefenen van een bepaalde druk bij een verhoor mag, ook van de Hoge Raad. Het is tenslotte geen koffiegesprek. Maar een politieman moet zijn handen thuis houden." De politie zal de klacht behandelen, maar kon dinsdag niet inhoudelijk op de zaak ingaan omdat de zaak bij justitie ligt, aldus een politiewoordvoerder. Het OM heeft de klacht nog niet gezien, maar verwacht dat die tijdens de zitting behandeld wordt.