Praat in politiek over morele ankerpunten
De opmerkingen van premier Rutte over het ”grote dikke ik” vragen om een vervolg, stelt Arie Slob. Er is een gesprek nodig over welke waarden we hanteren in onze samenleving.
Ineens leek het licht aangegaan bij de premier. Onverwacht begon hij op een VVD-bijeenkomst over het ”grote dikke ik”. Rutte hield een pleidooi voor een samenleving waarin de waarden van „hardwerkend Nederland” centraal staan. Hij hekelde onder meer de bonuscultuur in de financiële sector („dan denk ik: ga naar Londen, toedeledokie”) en de houding van mensen die direct informeren naar een uitkering als ze werkloos worden. We moeten minder gaan denken in rechten, stelde de premier.
De plotselinge morele opleving van de premier leidde direct tot een smalende reactie van PvdA-coalitiepartner Samsom, die de speech zelfs „gratuit” noemde. Zijn opvatting over zelfredzaamheid en een kleine overheid, zo beet Samsom de premier toe, werkt zulk gedrag juist in de hand. „Wie individuen uitnodigt zich groot te maken en vooral zichzelf te redden, moet niet verbaasd staan als velen zich van de weeromstuit té groot maken, de ”dikke ik”.”
Daarmee dreigt de aanzet van de premier om te komen tot een visie op normen en waarden weg te zakken in een moeras van coalitiewrevel en politiek gesteggel. Dat zou onterecht zijn. Voor het eerst zie ik onze premier een poging doen om onderwerpen niet alleen in economisch-rationele termen te beschrijven, maar daar ook een diepere morele dimensie aan toe te voegen.
Dat is winst, want juist de VVD deed een dergelijke inbreng in het politieke debat eerder af als tegeltjeswijsheden en betutteling van het individu. Het politieke debat wordt door veel partijen ten onrechte versmald tot het uitwisselen van standpunten, CPB-rapporten en uitvoerbaarheidsanalyses. Een bloedarmoede die wordt gevoed door een obsessieve focus op economische groei, consumptie en individuele vrijheid.
Spade dieper
Die eenzijdigheid is de dood in de pot voor het politieke debat. Dat debat moet zijn fundament vinden in een gesprek over de fundamentele waarden van onze Nederlandse samenleving. Liberalen en socialisten zouden zich daar niet aan moeten onttrekken. We moeten de speech van premier Rutte daarom niet afdoen als een politieke stunt, maar als een opening om dat gesprek weer echt aan te gaan. Ik heb daarom de Tweede Kamer voorgesteld een debat te houden over de grote-dikke-ikmentaliteit. Daar moet het nog voor de zomer van komen.
We zullen daarvoor wel een spade dieper moeten steken dan de premier doet. Dat wordt duidelijk gemaakt door de uitvinder van het ”dikke ik”, de filosoof Harry Kunnenman. Hij introduceerde in 2005 het ”dikke ik” om de onmatige consumptiedrift van het autonome individu te agenderen. Deze week legt hij in dagblad Trouw de kritische vinger bij de opmerkingen van de premier.
Kunnenman waardeert de pogingen van de minister-president om een moreel perspectief te ontwikkelen, maar betreurt het dat de premier zich richt op individuele uitwassen. „De maatschappelijke voedingsbodem van het ”dikke ik” laat hij weg”, aldus Kunnenman. „Daardoor kan hij zich boven de problematiek plaatsen. Wij als hardwerkende Nederlanders doen daar niet aan mee, wij gaan morele uitwassen bestrijden, en dan kunnen we gewoon doorgaan met economische groei. Hij raakt het probleem aan de oppervlakte, maar tegelijkertijd onttrekt hij het onderliggende probleem aan het oog.”
Verliezers
Ik zou willen zeggen: de premier doet een manmoedige poging, maar blijft steken in symptoombestrijding. De door hem gewenste hoog te houden normen staan niet op zichzelf, maar moeten wortel schieten in een continu gesprek over waarden. En dan moeten we het ook over de mensvisie van de premier hebben. Want de fundamentele waarden van onze Joods-christelijke samenleving staan niet alleen aan de kant van het hardwerkende VVD-electoraat. Waarden zijn niet het exclusieve domein van de succesvolle rationele consument die op zaterdag na een nationale aansporing van de premier een nieuwe koelkast koopt.
Ze staan ook aan de kant van zij die niet kunnen werken. De 600.000 mensen die noodgedwongen als werkzoekende langs de kant staan. De vele ouderen, zoals mijn 86-jarige moeder, vaak afhankelijk van anderen om hen heen. Aan de kant van chronisch zieken en gehandicapten. Van vluchtelingen en zwervers. Het ongeboren leven dat via verfijnde testen positief test op de aanwezigheid van het syndroom van Down en in de meeste gevallen de zwangerschap niet overleeft. Ja, ook aan de kant van de ‘verliezers’ in onze samenleving.
In een christelijke mensvisie staat centraal dat de mens is geschapen als kroon op de schepping en bovendien naar het beeld van God. Ieder mens is waardevol en heeft betekenis. Geweldig dat we veel hardwerkende mensen in Nederland hebben. Ondernemers, huismoeders die er zijn voor het gezin, creatief talent, personeel in de zorg en het onderwijs. Maar je bent niet pas waardevol als jij zelf je geld verdient of iedere week zestig uur werkt.
Grote Hij
Ik wil de premier uitdagen boter bij de vis te leveren. Wie het gesprek over verruwing van de samenleving wil openen, wie ervan af wil dat mensen vooral weten wat hun rechten zijn, maar lijken te vergeten dat ze ook plichten hebben, doet een moreel appel.
Dan mag moraliteit geen lege huls zijn. Dan kunnen we niet voorbijgaan aan de doorgeslagen individualisering en een samenleving waarin we heel vaak langs elkaar heen leven. Dat is hét recept voor de ”grote dikke ik”, en als christenen weten we dat die in ons allen huist.
Ik pleit ervoor meer te praten over onze morele ankerpunten. Als dat gesprek ontbreekt of onvoldoende scherp is, zal het rondtasten in het duister blijven. Voor christenen is dat morele ankerpunt Christus. Want omdat de Grote Hij zich klein maakte, kunnen we verlost worden van ons ”dikke ik”.
De auteur is fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer.