Tegen A. was vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, geëist. A. is volgens de rechtbank zelf in Syrië geweest in 2013. Hij zou daar ook hebben gevochten

Hij werd aangehouden terwijl hij op weg zou zijn om een gewapende overval te plegen in de haven van Scheveningen. In de auto vond de politie drie vuurwapens en munitie, waaronder een revolver.

Met de buit had hij de ‘broeders’ in Syrië willen financieren. De overval kon volgens het Openbaar Ministerie worden voorkomen doordat A. aan undercoveragenten had verteld over de vuurwapens.

A. heeft zich volgens de rechtbank schuldig gemaakt aan een „ernstig terroristisch misdrijf”, omdat hij overvallen plande met als doel de gewelddadige jihad te steunen. „Algemeen is bekend dat jihadistische groepen in Syrië zich op grote schaal schuldig maken aan grove mensenrechtenschendingen”, aldus de rechters.

In de zaak tegen A. heeft het OM de verklaringen gebruikt van de bekende Belgische Syriëganger Jejoen Bontinck. Die zou de Nederlander, die hij kende als Abu Osman, zijn tegengekomen in een trainingskamp en zeker een dag samen met hem in een cel hebben gezeten.

Volgens Bontinck zat A. in de cel omdat hij niet wilde gehoorzamen aan een leidinggevende. Hij zou hebben willen meetrainen, terwijl dit niet mocht omdat hij gewond was aan zijn been.

Bij de rechtbank in Rotterdam bleek enkele weken geleden ook dat A. in afgeluisterde gesprekken onder meer had gehad over een aanslag op PVV-leider Geert Wilders. Het OM benadrukte echter dat er na uitgebreid onderzoek geen concrete aanwijzingen zijn gevonden van voorbereidingen voor een daadwerkelijke aanslag op Wilders. A. werd daar ook niet voor vervolgd.