Kerk & religie

„Belijdenis doen geen rite de passage”

Belijdenis doen zal in de toekomst meer maatwerk worden. De tijd is voorbij dat het doen van belijdenis een ”rite de passage” was. Voor jongeren is het van belang dat catechese doelgericht is, aldus dr. A. J. Kunz donderdag tijdens het HGJB-symposium ”Te jong om ja te zeggen?”. „Hebben we weleens gezegd, ook toen ze twaalf jaar waren, dat ze welkom zijn op de belijdeniscatechisatie?”

Van onze verslaggever
5 June 2015 11:49Gewijzigd op 15 November 2020 19:26
De algemene ledenvergadering van de HGJB trok donderdag zo'n veertig bezoekers. Naar het aansluitende symposium kwamen ruim honderd mensen. beeld Sjaak Verboom
De algemene ledenvergadering van de HGJB trok donderdag zo'n veertig bezoekers. Naar het aansluitende symposium kwamen ruim honderd mensen. beeld Sjaak Verboom

Het symposium, dat plaatsvond na de algemene ledenvergadering van de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) binnen de Protestantse Kerk in Nederland, trok ruim honderd bezoekers naar ’t Visnet in Huizen. Op de ledenvergadering waren zo’n veertig belangstellenden.

De keuze voor het thema ”Te jong om ja te zeggen?” ontstond tijdens de voorbereiding van een nieuwe methode voor de belijdenis­catechisatie die in augustus verschijnt: ”Hou(d)vast”.

Dr. Kunz, hervormd predikant en lector bij Driestar educatief, gaf twee antwoorden op de centrale vraag of je te jong kunt zijn om ja te zeggen. „Allereerst: God dienen kan geen uitstel lijden. Het is in de Bijbel altijd vandaag, nooit morgen. Morgen kan het te laat zijn én God is het waard om gediend te worden. Daar ben je dus nooit te jong voor.”

Zijn tweede antwoord was uitgebreider en hield een nuancering in. „God dienen beperkt zich niet tot het doen van belijdenis. Er gaat een christelijke opvoeding aan belijdenis doen vooraf, en er volgt een leven voor Gods aan­gezicht op.”

Bijbelse richtlijnen over hoelang de tijd voorafgaand aan de belijdenis mag duren, zijn er niet te geven, stelde de predikant. Lange tijd was het antwoord: „Als je volwassen bent, doe je belijdenis.” Maar, zo gaf dr. Kunz aan, „jongeren van 18 jaar zijn wel meerderjarig, maar niet altijd volwassen. Er is in onze cultuur sprake van uitgestelde volwassenheid. Dit is iets wat eigenlijk op het terrein van de ontwikkelingspychologie thuishoort, maar ook de theologie kan er niet omheen.”

Aan uitgestelde belijdenis kan ook bindingsangst ten grondslag liggen, meende de lector. „Innerlijke onzekerheid aangaande God, Zijn Woord en het geloof.

Verder doen jongeren in onze gemeenten geen belijdenis meer omdat het hoort. Ze vragen zich af of ze eraan toe zijn. Ik vind dat winst en lig daarom niet zo wakker van uitgestelde belijdenis. In de tijd dat belijdenis doen ”rite de passage” was, haakten veel mensen na dat moment alsnog af. Anderzijds ken ik ook veel mensen die er geen spijt van hebben dat zij jong belijdenis deden. Ze zeggen: „Wat een wonder dat ik daar toen al mocht staan. Mijn belijdenis gaat met me mee, mijn leven lang.”

Getuigen

Dr. A. de Kock, docent educatie en catechetiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), gaf in zijn bijdrage antwoord op de vraag welke godsdienstig-pedagogische aspecten te onderscheiden zijn bij het doen van belijdenis. De spreker onderscheidde vier motieven om belijdenis te doen: het beamen van de doop, het medeverantwoordelijk willen zijn voor de christelijke gemeente, trouw willen zijn aan de gemeenschap van Woord en sacrament, en getuigen. „Ik zie vaak dat jongeren schromen bij de eerste drie motieven. En dat zij schromen om ongetwijfeld te getuigen.”

De afname van het aantal jongeren dat belijdenis doet, zegt ook iets over de betekenis die jongeren geven aan belijdenis doen, aldus dr. De Kock. „Ik denk niet dat alle jongeren die afzien van het doen van belijdenis niet zouden willen of kunnen belijden. Ze willen wel getuigen, maar hebben ze dat wel geleerd?”

Volgens dr. De Kock moet de christelijke gemeente zich meer bekommeren om het getuigen en vooral het leren getuigen aan kinderen. „Het leren getuigen gebeurt niet door naar jezelf te kijken, maar door te zien op Jezus. Getuigen is altijd een leerproces, dat moet de christelijke gemeente aan alle leeftijden gunnen.”

De spreker pleitte er daarom voor om kinderen toe te laten aan het heilig avondmaal. „Je kunt niet zomaar alle kinderen naar het avondmaal sturen; sluit aan waar opgroeiende kinderen bij gebaat zijn.”

In de aansluitende forum­discussie reageerde dr. Kunz op dit voorstel van dr. De Kock. Dr. Kunz: „Vieren is meer dan avondmaal vieren. Het begint met het kind van vier dat naast je in de bank uit volle borst zit te zingen. De Bijbelse lijn is dat je voor deelname aan het avondmaal het lichaam van de Heere Jezus moet kunnen onderscheiden. Dat vraagt om voorbereiding.”

Dr. Kunz hield daarom een pleidooi om jongeren al heel vroeg duidelijk te maken waarvoor de catechese bedoeld is. „Van begin tot eind moet duidelijk zijn waar je op gericht bent. Zorg dat het curriculum van de catechese helder is. Hebben we weleens gezegd, ook toen ze twaalf jaar waren, dat ze welkom zijn op de belijdeniscatechisatie?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer