Abraham Kuyper in het Dordtse gemeentearchief (1893)
In 1893 vergaderde de generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland in Dordrecht. Voor deze gelegenheid stelde gemeentearchivaris mr. dr. J. C. Overvoorde een kleine expositie over de Dordtse Synode van 1618-1619 samen. Met kerkleider, theoloog en politicus Abraham Kuyper aan het hoofd overspoelden belangstellende synodeleden de archiefruimten.
Veel bezoeken aan het archief wekken niet meer ruchtbaarheid dan het geroezemoes op de studiezaal waarin onderzoekers hun vondsten delen. Soms treden archiefinstellingen naar buiten door het organiseren van tentoonstellingen. Dordrecht heeft op dat terrein een oude traditie, waarvan wij één moment aan de vergetelheid willen ontrukken.
In 1893 was het nog maar een jaar geleden dat de eenheid was bezegeld tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitse Gereformeerde Kerken, die respectievelijk voortkwamen uit de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886. Op de synode van de Gereformeerde Kerken van 1893 moest de eenwording nader worden uitgewerkt. Op plaatselijk niveau was er van samensmelting in veel gevallen nog geen sprake; in Dordrecht zelf waren er bijvoorbeeld drie afzonderlijke gemeenten, onderscheiden als A, B en C. Op de agenda stond ook het vraagstuk van de predikantenopleiding: zou de kerk haar dominees aan de theologische faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam toevertrouwen, aan de Theologische School te Kampen, of zouden beide mogelijkheden blijven bestaan?
Voor de bezinning op deze en dergelijke vraagstukken was gekozen voor Dordrecht, de stad die bij gereformeerden altijd positieve associaties opriep door de synode van 1618-1619. Daaraan dankten zij immers een belijdenisgeschrift, een kerkorde en een Bijbelvertaling. Aan de vooravond van de openingsvergadering op 29 augustus 1893 reisden veertig afgevaardigden en een tiental hoogleraren als adviseurs af naar Dordrecht. De synodeleden logeerden bij gemeenteleden. Plaats van samenkomst was de kerk aan het Kromhout, ook al een plek met historische herinneringen: het eerste kerkgebouwtje van de Dordtse afgescheidenen, een aangepaste manege, had daar gestaan. In 1879 had de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk er vergaderd in het stenen kerkgebouw dat in 1866 op dezelfde plek was neergezet.
Excursie naar het archief
Op de laatste vergaderdag, 15 september 1893, was er tijd ingeruimd voor een kleine excursie: „Gedurende de pauze brengen de leden der Synode op uitnoodiging van den heer Stads-Archivaris van Dordrecht, Mr. J.C. Overvoorde, gericht aan Dr. Kuyper, een bezoek aan het Stadhuis, waar zij, op de archiefkamer, in de gelegenheid worden gesteld vele afbeeldingen, portretten en penningen, betrekking hebbende op de in 1618 en 1619 gehouden Synode te Dordrecht, te bezichtigen”, aldus het verslag in Kuypers blad De Heraut.
In het stadhuis was het archief destijds ondergebracht in zeven ruimtes op de zolder, waar Overvoorde de vele waardevolle documenten min of meer had kunnen centraliseren. Overvoorde, geschoold in de moderne archiefwetenschap en een typische representant van de sterke professionalisering van het vak in het laatste decennium van de negentiende eeuw, zou voor cultuurhistorisch Dordrecht van grote betekenis worden. Al snel na zijn aantreden had hij de Vereniging Oud-Dordrecht mede opgericht. Hij was een stuwende kracht achter de opbouw van het archief en het oudheidkundig museum.
Overvoorde had een open oog voor het belang van publieksbereik. Ook voor deze gelegenheid had hij zijn best gedaan. Speciaal voor de gereformeerde afgevaardigden stelde hij een kleine expositie samen, waarvoor hij dankbaar gebruikmaakte van de collectie-Beelaerts, een legaat dat hij in juni 1892 in ontvangst had mogen nemen. Naast een tamelijk volledige verzameling portretten van alle synodeleden en herdenkingspenningen, liet de gemeentearchivaris zeldzame drukken over de synode uit de archiefbibliotheek zien.
Zo’n vijftig heren en twee dames gebruikten op de laatste vergaderdag hun middagpauze om aan „de vriendelijke uitnodiging” van Overvoorde gevolg te geven. Vrijwel alle vergadertijgers toonden dus belangstelling. De twee bloedgroepen uit de Gereformeerde Kerken waren allebei sterk vertegenwoordigd. Overvoorde meldde in zijn jaarverslag als eerste bezoeker Abraham Kuyper, de voorman van de Doleantie. Verder waren prof. F. L. Rutgers, de kerkrechtdeskundige, en zijn ambtgenoten A. H. de Hartog en W. Geesink van de partij. Vooraanstaande predikanten waren B. van Schelven, F. Lion Cachet en K. Fernhout, van wie de laatste ook de voormalige dolerende gemeente te Dordrecht diende. Uit afgescheiden kring waren de Kamper hoogleraren H. Bavinck, M. Noordtzij en D. K. Wielenga present, evenals de predikanten W. H. Gispen, J. van Andel, A. M. Donner en T. Bos.
Bogermans baard
In het landelijke kerkblad De Bazuin was ds. Gispen zeer te spreken over Overvoordes attentie. Hij vond het een fraaie expositie en toonde zich dankbaar voor de toelichtingen van de archivaris. Jammer was de korte duur van het bezoek: „We moesten de oogenblikken op ons koffieuurtje uitzuinigen.” Met de nodige zelfspot noteerde hij: „Ieder die ons heeft zien werken, zal moeten getuigen dat we, áls we maar niet spreken, zeer consciëntieus met den tijd omgaan.”
Het bezoek aan het archief had een ontspannende uitwerking op de synodeafgevaardigden, die pas om elf uur ’s avonds zouden stoppen met vergaderen: „Hoe kort het bezoek ook kon zijn, we hadden toch gelegenheid om opmerkingen en vergelijkingen te maken, bij het bezichtigen der portretten van den meest bekende mannen en – om den baard van [synodepreses ds. J.] Bogerman te bewonderen. Wat zou zulk een baard op een kansel in onzen tijd de aandacht boeien en op verschillende wijze, ik denk meestal in afkeurenden zin, beoordeeld worden. Hoe kunnen toch de tijden en de zeden veranderen! De meesten onzer zagen er uit als burgermenschen op zijn Zondagsch, met gekleede jas en hoogen hoed; enkelen waren meer gemoderniseerd; twee collega’s, geen leden der Synode, droegen nog het hoofddeksel uit de vorige eeuw. Maar hoe men ’t ook wende of keere, de mannen uit de 17e eeuw winnen het in alle opzichten.”
Vrijmoedig
Overvoordes tentoonstelling over de Dordtse Synode bracht Gispen tot een actuele toespitsing. De predikant vergeleek de adviseurs met de remonstranten van eertijds. Zij zaten niet onder de leden, maar in het midden aan afzonderlijke tafels „zooals [op] de afbeeldingen [van] de beroemde Synode van 1618/19, de gedaagde Remonstranten zaten.”
Naar Gispens smaak waren er wel heel veel adviseurs geweest. Begrijpelijk was dat behalve de Kamper hoogleraren nu ook die van de Vrije Universiteit aanwezig waren, maar daar kwam bij dat alle deputaten die in opdracht van de vorige synode een rapport hadden geschreven, het recht hadden ontvangen advies uit te brengen, „van welk recht door enkelen een vrijmoedig gebruik werd gemaakt.” Hij aarzelde kennelijk of de adviseurs niet al te dominant aanwezig waren geweest. Maar de balans sloeg toch door naar de positieve zijde: „De geleerdheid, de macht van het woord, intelligentie en genialiteit, de kunst van bewijzen en argumenteeren was, wel niet uitsluitend, maar toch voor het grootste deel bij die leden der Synode, die geen keurstemmen hadden. Menigmaal dacht ik dan ook aan het woord van Salomo: Uit het hart zijn de uitgangen des levens.”
Al waren de adviseurs dus hetzelfde gepositioneerd als vroeger de remonstranten, hun bijdrage was totaal anders. Zij hadden in Gispens ogen positieve invloed uitgeoefend op de eenheid in het nieuwe kerkverband. Kuyper beaamde dat. Hij was uitermate content met Gispens bespiegelingen en uitte bewondering voor de tact waarmee deze „driekwart officieel en toch zoo los weet te schrijven.”
Uitsmijter
Kuyper was minder dan Gispen te spreken over Overvoordes tentoonstelling. De archivaris was bepaald geen geestverwant van Kuyper. Politiek was hij progressief liberaal georiënteerd. De vrijgezel was bovendien actief in de eerste feministische golf. Hij en Kuyper hebben elkaar in eerste instantie wellicht gevonden in hun gemeenschappelijke historische interesse. Kuyper zou Kuyper echter niet zijn geweest als hij niet ook op dit terrein de antithese had zien opduiken. De uitsmijter van het verslag van de excursie in De Heraut van 24 september 1893 was: „Het Dordtsche archief, in dit opzicht niet overrijk, biedt vooral veel waaruit de anticalvinistische geest spreekt.”
Was dat zo? Of kreeg Kuyper door Overvoorde een selectie voorgeschoteld die hem wel moest prikkelen? Gispen repte daar niet over. Ook ouderling Arie Elshout noemde de expositie in zijn memoires bijna twintig jaar na dato „bezienswaardig.” Was Kuyper op dit punt misschien overgevoelig, of wilde hij gewoon een antithetisch punt maken? Het is niet meer te achterhalen. In ieder geval heeft het de nazaten van de Dordtse gastheren in 1975 niet in de weg gestaan om het archief van de plaatselijke gereformeerde kerk onder te brengen bij de opvolgers van Overvoorde.
En de samenstelling van de tentoonstelling? Wat dat betreft maken het Dordrechts Museum (waar het archief tegenwoordig onderdeel van is) en de gereformeerden van vandaag een nieuw begin in Het Hof van Nederland, dat inzoomt op de Eerste Vrije Statenvergadering van 1572 en op de Dordtse Synode van 1618/1619.
Lees meer in Digibron
Uit de Pers - Ds. Gispen over de Dordsche Synode (De Heraut, 08-10-1893)
Generale Synode der Gereformeerde kerken in Nederland te Dordrecht. – o.m. Dertiende Sessie. — Vrijdag 15 September. (De Heraut, 24-09-1893)