Commentaar: Dikke bonussen
Een „ietwat atypische” speech, noemde een NOS-verslaggever de toespraak die premier Rutte vrijdagavond op het VVD-congres in Arnhem hield. En daar zit iets in. Want wanneer hoor je een liberaal politicus verontwaardigd uithalen naar dikbetaalde bankiers en naar directeuren die zichzelf vette bonussen toe-eigenen? Dat is toch meer de taal van een SP-Kamerlid? VVD’ers worden geacht de beter gesitueerden te beschermen, niet te bekritiseren.
Daar komt nog bij dat Rutte bekendstaat als een politicus die een afkeer heeft van preken. Wil de PVV een Polenmeldpunt in het leven roepen? Heel het Binnenhof roept moord en brand, maar de minister-president houdt zich zo lang mogelijk op de vlakte. Alsjeblieft niet moraliseren, mensen!
Anderzijds zijn Ruttes uitlatingen van vrijdagavond juist zeer typerend voor onze premier. Als er iemand is die in de politiek niet uit is op zelfverrijking en zelfbevoordeling, en die over dat imago ook ijverig waakt, is het Rutte. Het gaat hem in zijn bezigzijn in Den Haag om geld noch status. Spreekwoordelijk zijn het eenvoudige, van hypotheekschulden vrije apartement dat hij bewoont, de tweedehands Saab waarin hij rijdt en de ouderwetse Nokia waarmee hij communiceert. En nooit declareert hij onkosten.
Laten we daarom niet te snel roepen dat het Rutte er vorige week slechts om te doen was het negatieve beeld dat het achterliggende jaar van de VVD is ontstaan –talloze liberale politici raakten vanwege integriteitskwesties in opspraak– om te buigen. Natuurlijk, een politicus heeft met zijn uitlatingen meestal óók electorale bedoelingen. Maar dat neemt niet weg dat de premier vorige week vooral authentiek was.
Het ligt daarom meer voor de hand om gewoon blij te zijn met het feit dat de minister-president zijn schroom om openlijk te moraliseren, althans voor dit moment, heeft afgelegd. De man heeft immers volkomen gelijk? Egocentrisme, zelfverrijking, onbeschoftheid tegen agenten en docenten en geweld in het verkeer lijken de laatste jaren alleen maar toegenomen. Burgers onderling zouden elkaar op zulke misstanden vaker moeten aanspreken. En politici zouden dit soort basale punten van onze moraal –zoals ook CDA-voorman Balkenende een tijdlang deed– vaker ter sprake mogen brengen. Ook al gaat het hier om een mentaliteitskwestie die met wetten en regels moeilijk af te dwingen valt.
Wat we bij Rutte helaas missen, is het besef dat waarden en normen niet los verkrijgbaar zijn, dat de moraal die hij voorstaat zijn diepste wortels heeft in jodendom en christendom, en dat die het beste tot zijn recht komt als mensen niet één of twee, maar alle geboden van de Decaloog, met vallen en opstaan, proberen na te leven. Misschien moet de premier nog eens nalezen wat een van zijn voorgangers, oud-VVD-leider Bolkestein, ooit over de moraal te berde bracht. Hij spraak in de jaren negentig van de vorige eeuw over het „bezielend verband” van het christelijke en humanistische waarde- en normenpatroon, dat volgens hem nodig was om goed en kwaad te kunnen onderscheiden en sociale cohesie tot stand te kunnen brengen. Woorden die het nog steeds waard zijn ter harte genomen te worden.