Met uitzicht leven in platland
In toenemende mate leven we geestelijk gezien in platland. De enige weg om de crisis van onze cultuur te boven te komen is door innerlijke reiniging. Met een blik op de eeuwigheid.
Wij leven ruimtelijk, driedimensionaal: lengte, breedte en hoogte. Met de tijd als vierde dimensie. Stel dat er wezens zijn die zich in twee dimensies ophouden, in het platte vlak. Ze zouden zich geen voorstelling kunnen maken van wat er zich in de ruimte afspeelt.
Onze ruimte is onmetelijk groot geworden. De mens is doorgedrongen tot in de verste verten van het heelal en tot in de kleinste bouwsteentjes van de kosmos. Wat met het blote oog niet waarneembaar is, hebben instrumenten zichtbaar of toegankelijk gemaakt. Intussen heeft men binnen de natuurwetenschap ontdekt dat er meer dimensies zijn dan onze ruimtelijke. Die zijn niet zichtbaar te maken, maar slechts wiskundig te traceren.
Eeuwigheidsdimensie
Waar is de hemel? Is de hemel een van die meerdere dimensies? De hemel is daar waar God woont, alom tegenwoordig. Onvoorstelbaar. De hemel is daar waar Christus heenging, met een lichaam dat door gesloten deuren ging. On-voorstelbaar. De hemel, zei de hervormde theoloog G. C. van Niftrik, is de liefderuimte van God. Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord, heeft God bereid voor hen die Hem liefhebben.
Hoever de mens ook doordrong in het heelal, nooit werd er een plek ontdekt die als hemel kan worden geduid. Boven de sterren? Nee, de sterren te boven. Ook onder de meerdere dimensies die vandaag in de wetenschap worden gekend, hebben we de hemel niet in het blikveld. De hemel moet daarin immers toegankelijk, voorstelbaar zijn voor ons brein?!
Evenmin als de hemel, is ook de eeuwige God kenbaar voor ons brein. Hij gaat de grenzen van onze ruimte en tijd te boven. We moeten het hebben van horen zeggen. Hij heeft alleen van Zich doen spreken. In een Woord liet Hij Zich kennen. In onze taal liet Hij Zich kennen, in menselijke metaforen: handen, voeten, oren ogen. Maar „niemand heeft ooit God gezien” (Joh. 1:18). De apostel Johannes voegt echter aan deze woorden toe: „De eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.” Die betrad vanuit die eeuwige dimensie onze dimensies van ruimte en tijd. Hij alleen wist wie God was zoals Hij is.
Wie God zoekt, vindt Hem alleen bij Christus. En wie Christus zoekt, vindt Hem alleen in dat Woord. Maar zo leeft een christen wel met een dimensie meer. Geen natuurwetenschappelijke, ook geen mystieke die opkomt uit het hart, maar met een eeuwigheidsdimensie in het hart, waarin de liefde Gods is uitgestort door de Heilige Geest. Hierbij verbleekt alle ietsisme, waarin zelfs soms nog sprake is van een hemel, maar dan als een aardse lusthof.
Wetenschap
In toenemende mate leven we geestelijk gezien in platland. Een platland onder Godsverduistering, zonder uitzicht naar boven. Naarmate de wetenschap verder doordrong in de onmetelijke ruimte van het heelal, werd alles verklaarbaar en werd God meer en meer weg-verklaard. De fysieke ruimte werd groter, het integrale leven werd platter. De wereldbekende natuurwetenschapper Stephen Hawking is op zoek naar één natuurwet, „een theorie van alles”, waarmee hij wil aantonen dat het heelal „kant-en-klaar, geheel geschikt voor ons, zou kunnen verschijnen zonder dat er een God aanwezig is.” Platland in optima forma.
En dan te bedenken dat Hawking de leerstoel bezet van een van de grondleggers van de natuurwetenschap in de 17e eeuw, Isaäc Newton (1643-1727). De natuurwetenschappers van het eerste uur waren enerzijds van oordeel dat ze frank en vrij de kosmos mochten onderzoeken. Wat ze bij eerlijk onderzoek vonden kon namelijk niet in tegenspraak zijn met de Heilige Schrift. De werken van Gods mond (Zijn Woord) en de werken van Gods hand (Zijn schepping) konden niet met elkaar in strijd zijn. De mens mocht, binnen de waarneembare werkelijkheid van ruimte en tijd, heersen over de werken van Gods handen (Psalm 8). Maar anderzijds wisten zij dat hun wetenschappelijk bezig zijn diende tot eer van de Schepper, in doorleefd eeuwigheidsperspectief.
In de loop der tijden hebben seculiere wetenschappers dit perspectief prijsgegeven en zo het leven in platland bevorderd. Niets is aanvaardbaar wat niet aantoonbaar is. Het rationele denken lijkt de beleving van de eeuwigheidsdimensie in de toekomst almaar verder te verdringen. Veelzeggend is de titel van een boek van de neurobioloog Dick Swaab: ”Wij zijn ons brein”.
Barbarisering
”Hoe God verdween uit Jorwerd”, schreef Geert Mak. ”Hoe God verdween uit de Tweede Kamer”, schreef Eginhard Meijering. Wellicht verschijnt binnenkort ”Hoe God verdween uit Nederland” (of uit Europa). De cijfers uit een recent onderzoek van Trouw geven er alle aanleiding toe. Nog slechts 17 procent van de Nederlanders gelooft in (het bestaan van) God. Dat percentage valt in werkelijkheid misschien wel lager uit. Want geloven in het bestaan van (een) God is nog iets anders dan de levende God kénnen. God kennen is Hem liefhebben, met hart en ziel.
Wat zijn de gevolgen van afnemend Godsgeloof? In 1935 schreef de cultuurhistoricus Johan Huizinga zijn boek ”In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onze tijd”. Het kreeg in 1963 nog een negende druk. Hij voorzag ”barbarisering” in Europa. Een cultuurproces waarbij „een geestelijke gesteldheid van hoge waarde” gaandeweg overwoekerd en verdrongen wordt door „elementen van lager gehalte.” Met de Duitse cultuurfilosoof Oswald Spengler (1884-1936) vermoedde hij de ”Untergang des Abendlandes” (1922), gekenmerkt door economisering ofwel materialisering van het leven en dientengevolge geestelijke armoede en verlies van waarden en normen.
Deze ontwikkeling bepaalt ook de visie op de geschiedenis. Ooit noemde Groen van Prinsterer de geschiedenis „het vlammend schrift van de heilige God.” Ook in oordelen die over de wereld gaan. Welke historicus durft het vandaag nog zo te zeggen? Hoe wordt onze eigen geschiedenis geduid? Bij officiële publieke manifestaties worden bijvoorbeeld de Valeriusliederen, nationale getuigenissen van dat vlammend schrift, uit het verhaal van onze vaderlandse geschiedenis geëlimineerd.
Recent vierden we zeventig jaar Bevrijding. Tal van herinneringen kwamen in de media voor het voetlicht. Ik las en zag niet alles, maar ‘nergens’ werd eraan herinnerd dat in de dagen rond de Bevrijding kerken nog volstroomden om de dank voor Gods aangezicht te brengen. Weggepoetst uit onze gemeenschappelijke herinnering.
Massa
In onze geseculariseerde samenleving redden we onszelf. De toekomst hangt van ons mensen af. Geen oordelende, normerende instantie meer boven ons. Ieder zijn eigen norm. Maar dan ook geen samenhangende gemeenschap meer. Een vergruizelde, individualistische samenleving. Hoogstens de massa als gemeenschap.
Huizinga wijst ook op het boek ”Opstand der horden” van de in zijn dagen spraakmakende Spaanse filosoof Ortega Y Gasset (1883-1955). Als het erop aankomt zoekt de mens, alle individualisering ten spijt, toevlucht in de massa. Daar vieren we het leven in festivals, daar gedenken we de dood in stille tochten, bij kaarslicht. In het uiterste geval wordt de dood zelfs gevierd met champagne, met een toast rondom de doodskist.
Intussen voeden en bepalen de media in hoge mate de ochlocratie, de zeggenschap of de beleving van de massa. Men laat zich slogans welgevallen, die een dwingende uitwerking hebben. ”Je suis Charlie” werd wereldwijd geroepen toen er niets en niemand ontziende cartoonisten werden vermoord. Geen misverstand daarover: die moordpartij was meer dan gruwelijk! Een teken des tijds. Maar intussen klonterde de massa samen rondom verbale barbarie die niets wat heilig is ontziet. Je suis Charlie? Je ne suis pas Charlie!
Zo moet ook vandaag majesteitsschennis onder de vrijheid van meningsuiting vallen. Maar voor Majesteitsschennis met een hoofdletter gold dit al veel langer. Morele verplatting.
”Christus wordt opnieuw gekruisigd”, was de titel van een boek van de Griekse schrijver Nico Kazantzakis (1883-1957). A. den Doolaard zegt in het voorwoord bij de Nederlandse vertaling (1952) dat de schrijver hem meedeelde zijn boek geschreven te hebben „in bekommernis om het lot der mensheid, als een roepende in de woestijn.” Het boek, zegt Den Doolaard, staat lijnrecht tegenover „de boodschap van de afbraakliteratuur, dat er geen essentieel onderscheid bestaat tussen de mens en de inhoud van een vuilnisvat.” Waar de Eeuwige weg is, is de eeuwigheidsbestemming van de mens weg en wordt de mens, als hij niet langer van nut is, wegwerpartikel: in de ouderdom, in de moederschoot, in asielzoekerscentra.
Cabaretiers als Youp van ’t Hek, de media-apostelen van onze tijd, mogen de meest God- en mens-onterende boodschappen afgeven. Dat is de ontluisterende kant van platland. De meeste van hun artistieke producten staan vaak model voor culturele verplatting. En de massa geniet ervan. Waar de apostel Paulus al wat eerbaar, rechtvaardig, rein, liefelijk en welluidend is als leefstijl opvoert (Filipp. 4:8), veranderen hedendaagse volksvermakers deze trefwoorden in hun tegendeel.
Johan Huizinga begon zijn boek met de befaamde woorden: „Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het.” Het zou hem niet verbazen „als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europese mensheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken.”
Oefening
De enige weg om de crisis van onze cultuur te boven te komen, is volgens Huizinga die van innerlijke reiniging. Geen uiterlijke oplapmiddelen dus. Jezus zei tegen de Farizeeën: „u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en van de schotel, maar uw binnenste is vol roofzucht en boosaardigheid” (Luk. 11:39). Dat raakt dus ook ons christenleven: vanbuiten netjes, wettisch zelfs, maar in wezen materialistisch, hedonistisch. Een uiterlijke godsdienst zonder innerlijke reiniging, is dode orthodoxie. Ook dan rest leven in platland.
Wie echter weet van innerlijke reiniging, zal de Bijbelse vreemdelingschap contextueel beoefenen. Niet louter als leven in verlangen naar een beter Vaderland, het eeuwig Vaderhuis, maar door anders te leven in de tijd waarin hij door de Schepper is geplaatst. Zoals het leven van de eerste christenen. Ze bouwden hun huizen vlak bij de heidense tempels. Ze nodigden hun medeburgers aan tafel, maar niet in bed. Ze deelden met hen het volle leven, maar niet in het circus of de arena. Ze zochten geen getto’s voor eigen kring, maar leefden wel in afzondering, in een leefwijze die gestempeld was door eeuwigheidsperspectief.
Die vreemdelingschap vroeg toen en vraagt nu oefening, om het onbegrip te kunnen verdragen van de massa die vreemd is aan die vreemdelingschap. Oefening in het lijden, door de publieke vervreemding van het vreemdelingschap zelf.
Bergen
In onze fysieke ruimte verheffen zich wereldwijd majestueuze bergen. Driedimensionaal. Daar is uitzicht. Het is opmerkelijk hoe vaak in de Schrift bergen symbool staan voor of plekken zijn waar de onzienlijke dimensie aanwezig is. Waar de eeuwige God afdaalde in onze gewesten.
De berg waar Mozes slechts een glimp van de Eeuwige opving, toen hij de richtlijnen kreeg voor het leven van mensen en volkeren (Ex. 33:23). De berg waar Jezus Zijn grote rede uitsprak, als leerrede om in Zijn navolging te leven (Matth. 5). De berg waar Jezus met Zijn discipelen de heerlijkheid Gods zag en uitstraalde (Luk. 9:28-36). Vooral de berg waar een kruispaal stond opgericht, om mensen schuldvrij te maken (Kol. 2:14) en om af te rekenen met Godevijandige machten (vers 15); waar het kruis centrum van de geschiedenis werd en waar Historie werd geschreven. De berg vanwaar Jezus opvoer naar de hemelse gewesten.
Psalm 24:3 zingt symbolisch van de berg des Heeren. Die kreeg gestalte op die waarneembare bergen. Maar hij is alleen te beklimmen voor wie „rein van handen” en „zuiver van hart” is (vers 4), innerlijk gereinigd, uiterlijk geheiligd.
Die berg des Heeren verheft zich nochtans in platland. Bergen die vrede dragen. Waar de voeten staan van hen die vrede verkondigen (Nahum 1:15). Soms als werkelijkheid ervaren in de binnenkamer, al is het in een ”nachthutje” op de komkommervelden (Jes. 1:8), als tijdelijk onderkomen. Soms nochtans ook in het publieke domein, waar gerechtigheid gestalte krijgt. Bergopwaarts in platland!
Ook rondom Jeruzalem zijn bergen. Tot behoud „van nu aan tot in eeuwigheid” van allen die innerlijke reiniging kennen (Psalm 125:2).
Lijden
Huizinga voorzag zijn boek al van de ondertitel ”Een diagnose van het geestelijk lijden van onze tijd”. Lijden, door wie? Door degenen die de geest van platland innerlijk niet kunnen verdragen?! Maar die ook in eigen schuld en solidariteit beleven, want wie ontkomt eraan in de comfortzone van ons bestaan?
Mozes, de man van de wet, beschouwde de smaad van Christus als groter rijkdom dan de schatten in Egypte (Hebr. 11:23-28). Hij bleef standvastig „als zag hij de Onzichtbare.” „Een ogenblik het genot van de zonde” versmaadde hij.
Leven in platland kent eigentijdse verzoekingen van zulk een genot. Genieten is een algemeen levensmotto geworden. Wat we dan ook nodig hebben is ”innerweltliche Askese”. Dat betekent: geen kloosterleven, maar onthouding of relativering van dingen die het wereldse leven domineren: luxe en genot, consumptie en materie. Ik citeer nog een keer Johan Huizinga: „De nieuwe ”askese” zal niet zijn van wereldverzaking en om hemels heil, wel van zelfbeheersing en getemperde schatting van macht en genot. De verheerlijking van het leven zal men een weinig moeten doven. Men zal zich moeten herinneren, hoe reeds Plato de werkzaamheid van de wijze beschreef als een bereiding tot de dood. Een vaste oriëntering van levensleer en levensgevoel op de dood verhoogt het recht gebruik van de levenskrachten. De nieuwe ”askese” zal een overgave moeten zijn. Overgave aan dat wat als hoogste te denken valt. Dat kan Staat of volk of klasse evenmin zijn als het eigen persoonlijk bestaan. Gelukkig zij, voor wie dat beginsel slechts de naam kan dragen van Hem die sprak: „Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven.”
Dat zegt een historicus die zich niet als christen bekende, maar wel wist dat innerlijke reiniging nochtans door velen gevonden wordt bij Hem Die de hemelse dimensie op aarde vertegenwoordigde. Profeten blijken soms veel later de tijd te hebben doorschouwd. Maar dat gold al voor de Bijbelse profeten.
Slechts de Pinkstergeest biedt uitzicht vanaf de bergen des Heeren. „Geest van hierboven, leer ons geloven”, dichtte Muus Jacobse. „Eeuwigheidsleven zal Hij ons geven, als wij herboren Hem toebehoren, die ons is voorgegaan.”
Dr. ir. J. van der Graaf
Jan van der Graaf (1937) studeerde van 1955 tot 1961 chemische technologie aan de Technische Hogeschool te Delft. Van het begin van de jaren 70 tot 2000 was hij algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk en hoofdredacteur van de Waarheidsvriend. Tot zijn pensionering in 2002 bleef hij actief als studiesecretaris. In 1994 ontving Van der Graaf een eredoctoraat van de theologische Radai Faculteit in Boedapest. Nog steeds is hij nauw betrokken bij de bezinning op vragen aangaande Oost-Europa en Israël. Hij schreef diverse boeken, waaronder ”Deelgenoot van een kantelende samenleving” (uitg. De Banier, 2015).