„Buitenlands beleid SGP veranderde”
Het buitenlands beleid van de SGP was in de jaren 1949-1989 niet consistent, maar het veranderde enkele malen onder invloed van internationale ontwikkelingen en elkaar opvolgende fractievoorzitters.
Dat schrijft Leon van Damme, student geschiedenis in Utrecht, in het volgende week verschijnende nummer van Transparant, het tijdschrift voor christen-historici. Van Damme onderzocht de buitenlandse politiek van de SGP tijdens de Koude Oorlog (1949-1989).
De auteur wijst erop dat ds. Zandt de wapenwedloop tussen Amerika en Rusland herhaaldelijk in felle bewoordingen afkeurde en de schuld voor het ontstaan van die wapenwedloop voor een belangrijk deel neerlegde bij het Westen. Het geld dat Nederland aan de bewapening besteedde, leidde niet tot een uitweg, „maar tot vermeerdering van de ellende”, aldus ds. Zandt. De SGP pleitte in zijn tijd voor drastische bezuinigingen op Defensie.
Onder leiding van ir. Van Dis, die ds. Zandt in 1961 opvolgde, veranderde het buitenlands beleid van de SGP fundamenteel, meent Van Damme. Van Dis legde de schuld voor de wapenwedloop expliciet en eenzijdig bij de Russen. In tegenstelling tot ds. Zandt wilde hij de defensielasten wél verzwaren.
Ds. Abma volgde vanaf 1971 de lijn van Van Dis, maar riep de regering ook actief op om het gebruik van kernwapens te voorkomen. Dat geldt ook voor ir. Van Rossum, die zich bovendien fel keerde tegen het optreden van het IKV. Het ging hier om „verleiders” die „uit naam van het evangelie de revolutie” verkondigden.
Onder leiding van ir. Van der Vlies schonk de SGP beduidend minder aandacht aan het Oost-Westconflict, aldus Van Damme. Dit valt te verklaren door de onder Gorbatsjov opgetreden glasnost.
Ook andere wijzigingen in het buitenlands beleid van de SGP zijn vaak te herleiden tot een verandering in internationale omstandigheden, meent de auteur. Dat neemt volgens hem niet weg dat ook de persoonlijkheden van de opeenvolgende partijleiders van invloed waren en tot opmerkelijke accentverschillen leidden.